Volksrepubliek China 中华人民共和国 Zhōnghuá Rénmín Gònghéguó |
||||||
|
||||||
Basisgegevens | ||||||
Officiële landstaal | Mandarijn en andere Chinese talen | |||||
Hoofdstad | Peking | |||||
Regeringsvorm | Volksrepubliek | |||||
Religie | Boeddhisme, Taoïsme, Christelijk 3-4%, Moslim 1-2% | |||||
Oppervlakte | 9.596.961 km² [1] (2,8% water) | |||||
Inwoners | 1.242.612.226 (2000)[2] 1.338.612.968 (2009)[3] (139,5/km² (2009)) |
|||||
Bijv. naamwoord | Chinees | |||||
Inwoneraanduiding | Chinees | |||||
Overige | ||||||
Volkslied | Mars van de vrijwilligers | |||||
Munteenheid | Renminbi (CNY ) |
|||||
UTC | +8 | |||||
Nationale feestdag | Verjaardag van het ontstaan van de Volksrepubliek China, 1 oktober (1949) | |||||
Web | Code | Tel. | .cn | CHN | 86 | |||||
Voorgaande staten | ||||||
|
||||||
|
||||||
|
De Volksrepubliek China (Traditioneel Chinees: 中華人民共和國; Vereenvoudigd Chinees: 中华人民共和国; Pinyin: Zhōnghuá Rénmín Gònghéguó), gewoonlijk China genoemd, is een land in Oost-Azië, waarvan de hoofdstad Peking is. China bestuurt 22 provincies, 5 autonome regio's, 4 stadsprovincies en 2 Speciale Bestuurlijke Regio's.
China kent een divers landschap, met de Tiensjan en de Himalaya als het hoogste gebergte ter wereld in het zuid-westen, de Taklamakan- en de Gobi-woestijnen in het noorden en de subtropisch regenwouden in het zuiden aan de grens met Vietnam en Laos. Het territorium wordt in het noorden begrensd door Mongolië en Rusland en in het westen door Afghanistan, Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan en Pakistan. In het zuiden zijn India, Nepal, Bhutan, Myanmar, Laos en Vietnam de buren. Daarnaast heeft China een kustlijn van 6400 km aan het oosten en zuiden die grenst aan de Gele Zee, de Oost-Chinese Zee en de Zuid-Chinese Zee.
Met een bevolking van 1.338.612.968 (2009) is het qua inwoners het grootste land (voor India) en met een oppervlakte van 9.596.961 km² is het land vierde qua oppervlakte (na Rusland, Canada en de Verenigde Staten[4]).
China is een van de vroegste centra van beschaving en werd vrij vroeg in de wereldgeschiedenis een groot verenigd land met een geavanceerde cultuur op het vlak van kunst en wetenschap. In 221 v.Chr kwam de eerste keizer, Qin Shi Huangdi, aan de macht, die het land verenigde na eeuwen van onrust en het Terracottaleger en de Chinese muur achterliet. In 1911 werd de Republiek China uitgeroepen, in 1949 wonnen de communisten onder leiding van Mao de burgeroorlog en werd het land communistisch.
Inhoud |
Zie Geschiedenis van China voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
China is een van de vroegste centra van beschaving en werd vrij vroeg in de wereldgeschiedenis een groot verenigd land met een geavanceerde cultuur op het vlak van kunst en wetenschap.
De eerste dynastie zou al rond 2200 v.Chr. ontstaan zijn, in het huidige Henan. Onder het regime van de Zhou-dynastie (1122 v.Chr. – 256 v.Chr.) ontwikkelde zich de basis voor de latere Chinese cultuur, literatuur en filosofie. Pas in 221 v.Chr kwam de eerste keizer, Qin Shi Huangdi, aan de macht, die het land verenigde na eeuwen van onrust. Hij liet onder andere het Terracottaleger en de Chinese muur achter toen hij in 210 v.Chr. stierf. De naam China is overigens ook afgeleid van Qin.
Onder de laatste, door de Mantsjoes geleidde dynastie (de Qing-dynastie), nam de invloed van Russen en de Westerse koloniale machten toe. In de 19e eeuw leidde beperkingen op de handel door de Chinezen en de smokkel van opium door de Britten tot de Opiumoorlogen. Na de overwinning van de Britten in 1860 werd de Conventie van Peking (1860) opgesteld. Onder druk van de Britse en Franse troepen werd de Qing-dynastie gedwongen in het ongelijke verdrag afstand doen van o.a. Kowloon (Hongkong) aan het Britse rijk en delen van het oorspronkelijke leefgebied van de Mantsjoes, het huidige Kraj Amoer, aan het Russische rijk. Kort erna werd een verdrag gesloten met Portugal, waarin die laatste recht kreeg op bestuur van Macau. Intussen vond de door de protestantse Hong Xiuquan geleidde Taiping-opstand plaats. Deze opstand kostte aan twintig tot dertig miljoen mensen het leven.
Rond 1900 vond de anti-Westerse Bokseropstand plaats, die mislukte. Hervormingen door het keizerrijk mislukten. Uiteindelijk werd in 1911 de laatste keizer afgezet en de Republiek China uitgeroepen, daarbij werd Toeva ingenomen door de Sovjets en verklaarden Mongolië en Tibet zich onafhankelijk. De grondlegger voor de republiek, Sun Yat-sen, werd de eerste republikeinse president. Het bleef echter onrustig in de republiek, doordat generaals en krijgsheren macht naar zich toe wilden trekken. In 1928 werden de krijgsheren verslagen onder leiding van Chiang Kai-shek. Daarop volgde de Chinese Burgeroorlog tussen de nationalisten en communisten, die al snel werden onderbroken door de Tweede Chinees-Japanse Oorlog. Japan wist een groot deel van Oost-China in te nemen en richtte de marionettenstaat Japans-China op. Na 1941 kregen de Chinezen echter hulp van de Verenigde Staten, onder meer in vorm van wapenleveranties.
Zie Geschiedenis van Volksrepubliek China voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Na 1945 werd de burgeroorlog weer hervat en in 1949 gewonnen door de communisten onder leiding van Mao Zedong. Het Kwomintang-regime vluchtte naar Taiwan, waar het zich handhaafde. Op 1 oktober 1949 werd de Volksrepubliek China uitgeroepen.
Al kort daarna raakte de Volksrepubliek betrokken in de Koreaanse Oorlog, toen de Westerse VN-troepen na enkele maanden oorlog de overhand kreeg en richting het noorden trok. Men vreesde voor een vijandig buurland en uitbreiding van de oorlog tot het eigen territorium. Ook werden gebieden die tijdens het keizerrijk onder China's macht vielen en de onafhankelijkheid hadden uitgeroepen, door Japan waren ingenomen of onder invloed van de Sovjet-Unie ook het communisme hadden ingevoerd weer onder het centrale gezag van Peking geplaatst.
Met hulp van de Sovjet-Unie begon Mao de Chinese economie, met nadruk op zware industrie, te ontwikkelen. Mao initieerde in 1958 een economisch en sociaal plan, de Grote Sprong Voorwaarts. Het mislukte en misoogsten leidden tot een geschat aantal doden van tussen de 20 en 40 miljoen. Hierna besloot Mao tot de Culturele Revolutie, waarin hij brak met oude tradities en cultuur en waarin hij zichzelf ophemelde. Het Culturele Revolutie beleid bleek desastreus en leidde tot chaos in het hele land. Rond die tijd verslechterden de betrekkingen met de Sovjet-Unie, zowel om ideologische redenen als uit traditionele geopolitieke motieven. In 1972 zocht premier Zhou Enlai daarom toenadering tot de Verenigde Staten, met als gevolg dat de Volksrepubliek een zetel in de VN-Veiligheidsraad kreeg, ten koste van Taiwan.
Pas toen Mao in 1976 stierf werd de Culturele Revolutie beëindigd. Na een machtsstrijd en de gevangenschap van de Bende van Vier, die volgde op Mao's dood, werd de in economisch opzicht pragmatische Deng Xiaoping de onbetwiste leider, die de economie liberaliseerde (Marktsocialisme). Hierdoor begon China zich op te werken tot een grote economische mogendheid. China stelde zich weer open voor handel met het buitenland via de nieuw opgerichte Speciale Economische Zones. De absolute macht van de communistische partij werd echter met desnoods harde middelen gehandhaafd, zoals vooral bleek tijdens het Tiananmen-protest in juni 1989.
In de jaren 90 kwam de macht in handen van Zhu Rongji en Jiang Zemin, beide oud-burgemeesters van Shanghai. Onder hun bewind werd grote economische vooruitgang geboekt met als resultaat dat 150 miljoen Chinezen niet meer in armoede leefden.[5] Tegelijkertijd werd het district Pudong in Shanghai ontwikkeld tot het nieuwe financiële en commerciële centrum van China, zoals Shanghai dat tot de jaren 30 van de 20e eeuw ook was. In 2001 trad China ook toe tot de Wereldhandelsorganisatie.
De economische vooruitgang die onder Deng werd ingezet leidde tot grote vooruitgang in de levensstandaard van velen, voornamelijk in het meer ontwikkelde oosten. Daarnaast heeft de bevolking onder het huidige regime meer persoonlijke vrijheden en mogelijkheden gekregen. Er zijn echter ook mensen, waaronder boeren, die hebben moeten plaatsmaken om ruimte te creëren voor deze groei en daar ook hun onvrede over hebben geuit.
China heeft een kustlijn van 6400 km die grenst aan de Gele Zee, de Oost-Chinese Zee en de Zuid-Chinese Zee.
Het is in het oosten verder begrensd door Rusland en Noord-Korea, in het noorden door Rusland en Mongolië, in het westen door Tadzjikistan, Kirgizië, Kazachstan, Pakistan en Afghanistan, en in het zuiden door India, Nepal, Bhutan, Myanmar, Laos en Vietnam.
China kan in de volgende geografische gebieden worden onderverdeeld:
De hoofdstad van China is Peking.
In China zijn er vier steden die de speciale status van stadsprovincie hebben:
Shanghai is met 19 miljoen inwoners de grootste stad van het land en daarmee in bevolkingsaantal de 7e metropool van Azië, en de 10e van de wereld.
Hongkong is sinds 1997 een bijzondere bestuursregio van China, nadat het tussen 1842 en 1997 onderdeel was van Groot-Brittannië.
Zie ook de lijst van grootste metropolen van Azië |
Zie Provincies van China voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De Volksrepubliek China bestaat officieel uit 23 provincies, waarvan er 22 liggen op het vasteland. De status van de 23e provincie, Taiwan, blijft internationaal omstreden.
Verder bestaat de Volksrepubliek uit vijf autonome gebieden:
In 1997 werd de Britse kroonkolonie Hongkong een deel van de Volksrepubliek en verkreeg de status van een speciaal bestuurlijke regio. Met de Portugese kolonie Macau gebeurde in 1999 hetzelfde.
Bij het begin van de 20e eeuw telde China 400 miljoen inwoners; nu 1.338.612.968 (2009)[6]; daarmee ligt de bevolkingsgroei een klein beetje onder het wereldgemiddelde.
China is de natie met de grootste bevolking van de wereld: ongeveer eenvijfde van de wereldbevolking woont in China.
Enkele namen in China's officiële minderheidstalen | |
---|---|
Zhuang (taal): | Cunghvaz Yinzminz Gunghozgoz |
Mongools: | Бүгд Найрамдах Хятад Ард Улс |
Tibetaans: | རྒྱ་ནག |
Oeigoers: | Xitay |
Kazachs: | Қытай Халық Республикасы |
Russisch: | Кита́йская Наро́дная Респу́блика |
Koreaans: | 중화인민공화국 |
Thais: | สาธารณรัฐประชาชนจีน |
Vietnamees: | Cộng hòa Nhân dân Trung Hoa |
De bevolking van de Volksrepubliek China bestaat voor circa 92% uit Han-Chinezen, genoemd naar de Han-dynastie. De niet-Han groepen vertegenwoordigen slechts ongeveer 8% van de bevolking, maar de binnenlandse gebieden waarin zij leven vormen meer dan de helft van het totale gebied van het land.
De overheid heeft 56 officiële etnische groepen van de Volksrepubliek China onderscheiden, met ieder een eigen cultuur en levenswijze.
De grootste niet-Han minderheden zijn:
Naam (taal-varianten) | |
Traditioneel | 中華人民共和國 |
Vereenvoudigd | 中华人民共和国 |
Hanyu pinyin | Zhōnghuá Rénmín Gònghéguó |
In China worden meerdere talen en dialecten gesproken. Mandarijn Chinees (de basis van de nationale taal van China) wordt het meest gesproken, door de Han-Chinezen, een taalkundig homogene groep in het noorden.
In het zuiden worden Kantonees, Wu, Hakka, Tibetaans en veel andere talen/dialecten gesproken. Kantonees komt het meeste voor in zuidelijk China. Zie ook: Chinese talen.
Alleen al in de provincie Fujian worden 108 dialecten gesproken.
De geschreven taal is universeel; de Chinese ideografen (of karakters) zijn gemeenschappelijk voor alle dialecten, de uitspraak is echter verschillend.
De grondwet van de Volksrepubliek China voorziet in godsdienstvrijheid, maar godsdienstbeoefening wordt niet aangemoedigd. China heeft vijf officieel door de staat erkende religies: boeddhisme, taoïsme, islam, katholicisme en protestantisme.
Traditioneel werden het confucianisme, het boeddhisme, taoïsme en de voorvaderverering uitgeoefend. Deze godsdiensten hebben een heropleving ervaren.
Er is een relatief kleine maar groeiende christelijke minderheid. China maakte in de 7e eeuw voor het eerst kennis met het christendom onder de vorm van het nestorianisme. Eind 13e eeuw verkondigden franciscanen het katholieke geloof (zie Katholicisme in China). Sinds de machtsovername in 1949 tracht het communistische regime vruchteloos de Katholieke Kerk los te weken van Rome. Voor de grote minderheid van katholieke Chinezen werd in 1957 de staatskerk 'Chinese Katholieke Patriottische Vereniging' opgericht. Tijdens de Culturele Revolutie (begonnen in 1966) werd ook deze communistisch gecontroleerde organisatie verboden (tot het eind van de jaren 1970) en werden vele kerkgebouwen geplunderd en vernield. De laatste jaren zijn er vele confrontaties tussen de Chinese overheid en godsdienstige groepen, voornamelijk christenen, geweest. Enkele niet-geregistreerde christelijke kerken (Ondergrondse Katholieke Kerk in China) en traditionele sekten zijn verboden, sommige leiders van dergelijke groepen zijn veroordeeld tot de dood.
De islam wordt voornamelijk in het westen beleden. Orthodox-islamitische praktijken worden onderdrukt, of op zijn minst ontmoedigd, uit vrees dat zij een voedingsbodem voor separatisten uit de moslimminderheid kunnen zijn. In 1999 verbood de overheid de Falun Gong ("groep van de boeddhistische wet"). Vele Falun Gong-aanhangers worden vervolgd, opgesloten en vermoord.
Zie Bestuur en staatsinrichting van de Volksrepubliek China voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
China is een eenpartijstaat met absolute macht die bij de Communistische Partij van China ligt. Er zijn acht kleinere partijen, maar deze staan alle onder de controle van de Communistische Partij van China (zie verder). De wetgevende macht is het Nationaal Volkscongres, bestaande uit afgevaardigden die voor termijnen van vijf jaar worden gekozen. De minimum kiesleeftijd is 18 jaar. Het congres beslist over de nationale economische strategie en kan de grondwet van China veranderen. Het volgt normaal gesproken de richtlijnen van de Communistische Partij. China heeft een premier, die regeringshoofd is, en een president, die staatshoofd is. China is in de jaren zeventig begonnen een modern rechtssysteem in werking te stellen.
Zie tevens Communistische Partij van China en Socialisme met Chinese karakteristieken |
China is een volksrepubliek, en het politieke klimaat heeft zeer sterke trekken van het communisme. De staatsmacht is verdeeld in drieën: de partij, de staat en het leger. De grondslagen van de Chinese staatsinrichting zijn vastgelegd in de grondwet van 1982. Belangrijke wijzigingen in die grondwet vonden in 1993 plaats toen de zinsnede "dictatuur van het proletariaat" werd vervangen door "dictatuur van het volk" en het begrip "socialistische markteconomie" werd geïntroduceerd.
Het nationale parlement van China draagt de naam Nationaal Volkscongres. De ca. 3000 leden worden om de vijf jaar gekozen en het congres komt ten minste één maal per jaar bijeen. De afgevaardigden worden gekozen door de provincies, de zelfbesturende gebieden ("Autonome Regio's") en andere besturen. Het Nationaal Volkscongres ziet toe op de naleving van de grondwet, het kan de oorlog verklaren, maar ook een vredesverdrag bekrachtigen, het moet zijn goedkeuring geven aan het economisch beleid van de regering en moet de jaarlijkse staatsbegroting goedkeuren. Het Volkscongres kiest een uit 150 personen bestaand Permanente Comité van het Nationaal Volkscongres, dat tussen de zittingen van het Nationaal Volkscongres in, de taken van dit Nationaal Volkscongres waarneemt. Het Permanente Comité kent uitgebreide bevoegdheden en kan o.a. het kabinet (Staatsraad) ontbinden, buitenlandse verdragen ontbinden en onjuiste beslissingen van provinciale raden terugdraaien. De voorzitter van het Permanente Comité van het Nationale Volkscongres is een vrij machtig persoon en in sommige opzichten lijkt zijn functie op die van een plaatsvervangend staatshoofd. (Bron: Encarta '98)
Het staatshoofd van China is de president (Zhuxi) (vroeger "voorzitter (Zhuxi) van de Volksrepubliek China" genaamd, verg. Mao Zedong). Tijdens de tweede helft van de jaren zeventig, na de Culturele Revolutie en de dood van Mao, was het ambt van president vacant. Nadien werd het in 1978 hersteld. Het presidentsambt op zich is niet echt machtig, maar nadat het in 1993 door Jiang Zemin werd gecombineerd met het partijleiderschap van de communistische partij, steeg het aanzien van het ambt. Ook de huidige president, Hu Jintao combineert het presidentschap van de volksrepubliek met dat van secretaris-generaal van de CCP. De president wordt door het Nationaal Volkscongres gekozen.
De Staatsraad is het kabinet van de Volksrepubliek China. De voorzitter van het kabinet is de premier. Huidige premier is Wen Jiabao. Zitting in de staatsraad hebben: de premier, de vicepremiers, de ministers en de ministers die aan het hoofd van commissies staan (zoals de Staatsplanningcommissie). De Staatsraad wordt door het Nationaal Volkscongres gekozen, dat ook bevoegd is om het kabinet te ontbinden.
China kent volgens de grondwet 5 Autonome Regio's. De regio's zijn reeds in 1949 in het leven geroepen. Deze Autonome Regio's zijn reeds genoemd onder het kopje "Geografie". De autonomie is betrekkelijk en besluiten genomen door de autonome regeringen kunnen worden gecorrigeerd of worden teruggedraaid door het Permanente Comité van het Nationaal Volkscongres. Deze Autonome Regio's zijn onafscheidbare delen van China. Hongkong en Macau kennen een status aparte, iets wat Taiwan (in de ogen van de Chinese overheid een afvallige provincie) ook wordt aangeboden door de Chinese overheid mocht het zich vrijwillig weer bij China aansluiten.[7]
De machtigste partij van de Volksrepubliek China is de Chinese Communistische Partij (CCP). De partij telt 63 miljoen leden. De partij domineert en controleert de Chinese maatschappij. De macht van de Communistische Partij is vastgelegd in de Chinese grondwet. [8]
De organen van de CCP:
Naast de Chinese Communistische Partij telt de Volksrepubliek China nog acht partijen:
De Chinese Democratische Partij is illegaal, maar wel actief.
In Hongkong zijn nog tal van andere partijen actief. Deze partijen zijn erkend door de Chinese overheid en als zodanig legaal.
Hoewel China nog een land in ontwikkeling is met een vrij laag inkomen per hoofd van de bevolking, heeft het een enorme economische groei ervaren sinds de jaren zeventig. Dit is voor een groot deel het resultaat van een economisch liberaliseringsbeleid. Het BBP is tussen 1978 en 1998 met 400% gestegen en de buitenlandse investeringen groeiden enorm tijdens de jaren negentig. De uitdaging van China in de 21e eeuw zal zijn het hoogst gecentraliseerd politiek systeem met een steeds gedecentraliseerder economisch systeem in evenwicht te brengen.
De landbouw is veruit de belangrijkste sector: meer dan de helft van de Chinezen werkt in deze sector. Toch beperkt de landbouwgrond zich tot circa 10% van het totale Chinese landoppervlak, mede als gevolg van het ruwe, hoge terrein en grote dorre gebieden, vooral in het westen en noorden. Sinds de jaren zeventig heeft China de landbouw gedecollectiviseerd, hetgeen een enorme productiegroei heeft opgeleverd. Zelfs met deze verbeteringen vertegenwoordigt de landbouw slechts 20% van het bruto nationaal product van de natie. Ondanks aanvankelijke stijging van de inkomens van landbouwers in de vroege jaren tachtig hebben de belastingen en de prijzen het landbouwberoep minder aantrekkelijk gemaakt.
China is de grootste rijst- en tarweteler van de wereld en een belangrijke producent van sorghum, gierst, gerst, pinda's, graan, sojabonen en aardappels. China is verder de grootste producent van katoen en tabak en is een belangrijke producent van oliezaad, zijde, thee, ramee, jute, hennep, suikerriet en suikerbieten. De wijnbouw neemt enorm toe. Anno 2009 staat het land nummer 7 op de wereldranglijst van wijnproducenten.
In 2009 is China de grootste verbruiker van energie geworden. In dat jaar werd 2.252 miljoen ton olie equivalent aan energie verbruikt in de vorm van steenkool, aardolie, aardgas, kernenergie en overige energiebronnen. De Verenigde Staten verbruikte in datzelfde jaar 2.170 miljoen ton. De enorme bevolking en snelle economische groei heeft het Chinese energieverbruik sterk doen stijgen[9]. Het energieverbruik per hoofd van de Chinese bevolking is ongeveer 1,7 ton olie equivalent op jaarbasis, wat nog relatief laag is: voor de Verenigde Staten ligt ditzelfde getal namelijk op 6,9 ton.
China is één van de belangrijkste mineraalproducerende landen van de wereld. De steenkool is het overvloedigste mineraal, waardoor China ook de grootste van de wereld is. Daar tegenover staat dat China ook het land is dat de grootste investeringen doet op het gebied van groene energie met 35 miljard dollar per jaar, op nummer twee staat de VS, die op ruime afstand volgt.[10] Belangrijke uitvoermineralen van China zijn wolframiet, antimonium, tin, magnesium, molybdeen, kwik, mangaan, bariet en zout.
In China zijn Speciale Economische Zones sinds de jaren 70 opgericht, waar meer vrijheid van handel is, om zo buitenlandse investeerders te trekken.
Volgens de Financial Times Global 500 behoren drie Chinese bedrijven tot de tien meest waardevolle ondernemingen (naar marktkapitalisatie) ter wereld, dit zijn PetroChina, de Industrial and Commercial Bank of China en de China Construction Bank.
Ondanks de grote economische vooruitgang leeft nog steeds een deel van de bevolking in grote armoede. Volgens het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties leeft in de Volksrepubliek China 2,8% van de bevolking onder de armoedegrens, vergelijkbaar met bijna veertig miljoen mensen. [11] Deze armoede concentreert zich hoofdzakelijk op het platteland.
De overheid tracht met het China Western Development-programma meer werkgelegenheid vanuit het oosten naar het binnenland te verplaatsen. Hiertoe worden grote investeringen gedaan in de infrastructuur, onder meer in het opzetten van luchthavens, snelwegen en elektriciteitscentrales. Daarnaast worden ook investeringen door (buitenlandse) bedrijven aangemoedigd, die tegenwoordig ook fabrieken in steden als Tsjoengking en Chengdu opzetten.
Sinds de jaren 90 wordt in het kader van de economische ontwikkeling enorm veel geïnvesteerd in de infrastructuur. Zo had China in 2008 het op één na grootste snelwegennet en het grootste hogesnelheidstreinennetwerk ter wereld. In China worden sinds kort ook de meeste auto's verkocht, hoewel dat vooral veroorzaakt werd door het instorten van de verkopen in de Verenigde Staten.
Ook het binnenlandse netwerk van luchthavens heeft niet stil gezeten in de afgelopen decennia. Anno 2007 waren er in China ongeveer 500 vliegvelden. Vanwege verscheidene ongelukken met vliegtuigen in de jaren 90 zag de overheid zich genoodzaakt om luchtvaart veiliger te maken. De meeste Chinese luchtvaartmaatschappijen hebben tegenwoordig door die investeringen een jonge vloot van Westerse makelij. In de afgelopen jaren hebben zich dan ook relatief weinig ongelukken en incidenten voor gedaan. Air China, China Eastern Airlines en China Southern Airlines verzorgen de meeste internationale vluchten.
Voor het vervoer binnen de steden wordt veel gebruik gemaakt van de metro, die momenteel aanwezig is in Changchun, Dalian, Guangzhou, Hongkong, Nanjing, Peking, Shanghai, Shenyang, Shenzhen, Tianjin, Tsjoengking en Wuhan. De metro van Shanghai is met een lengte van 420 kilometer de langste ter wereld. Op korte termijn zullen er nog ongeveer tien steden aan het lijstje toegevoegd kunnen worden, op de lange termijn streeft men naar metro's in 87 steden.
Shanghai heeft tevens als eerste stad ter wereld een magneetzweeftrein in dienst, die tussen de internationale luchthaven en het stadscentrum rijdt.
China heeft een divers klimaat, gaande van warm gematigde klimaten, zoals het chinaklimaat in het zuiden tot specifieke gebergte- en woestijnklimaten in het westen en noorden. In het algemeen is het er nat in de zomer en droog in de winter. Er zijn grote regionale verschillen tussen de hooglanden van Tibet waar zich eeuwige sneeuw (E-klimaat) bevindt, de woestijn en de steppen van Sinkiang en Binnen-Mongolië (B-klimaten), en in het vasteland van China. Het noorden van China is algemeen droger dan het midden en het zuiden van het land.
De Nederlandse woorden China en Sino- stammen uit de Chinese woorden Zhōng guó (中国), betekent: 'Het Rijk van het Midden'. Naar het Westen gekomen sinds de 秦 (qin1) of Qin-dynastie. Ze worden via verschillende talen langs de Zijderoute naar Europa overgedragen.
Tijdens de Chinees-Japanse oorlogen (1894-1895) en (1937-1945), werd China "Shina" (支那) genoemd wat een Japans scheldwoord was voor China. In het Chinees wordt 支那 enkel gebruikt om te verwijzen naar de andere gebieden die door Japan werden ingenomen zoals "Indochina" (印度支那).
Thee speelt in heel China een belangrijke rol. Thee heeft veel positieve eigenschappen voor de gezondheid. In Peking bevinden zich veel theehuizen, waar verschillende soorten thee kunnen worden gedronken, op de traditionele manier bereid.
In Peking worden de gerechten bereid volgens de Mandarijnse keuken. Pekingeend is een lokaal beroemd gerecht, dat inmiddels over de gehele wereld in Chinese restaurants kan worden gegeten. Een ander bekend gerecht is het Manhan Quanxi ("Mantsjoe-Han-chinees banket"), wat een traditioneel banket is van de Mantsjoekeizers van de Qing-dynastie; ook tegenwoordig blijft het copieus (en zeer prijzig).
Er zijn diverse regionale variaties.