Siberië (Russisch: Сибирь, Sibir) is de naam voor een groot gebied in Noord-Azië dat voor het grootste deel is gelegen in het Aziatische deel van Rusland.
Inhoud |
Zie geschiedenis van Siberië voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Momenteel wordt de naam Siberië gebruikt voor het federale district Siberië. Het historische en geografische Siberië is echter groter en omvat het grootste deel van het Federaal District Oeral en een deel van het Federaal District Verre Oosten (Jakoetië).
Het noorden van Kazachstan wordt ook tot Siberië gerekend.
Geografisch gezien heeft Siberië binnen Rusland een oppervlakte van 10.006.400 km², waarmee het ongeveer 59% van het totale grondgebied van Rusland beslaat en ongeveer 23% van geheel Azië.
Historisch gezien beslaat het gebied zelfs ongeveer 75% van het totale grondgebied van Rusland en valt ook het gehele Russische Verre Oosten eronder, tegenwoordig wordt dit echter als een apart gebied gezien. Delen van het Oeralgebied ten oosten van de kam van het Oeralgebergte worden in Westerse bronnen ook vaak tot Siberië gerekend.
Geografisch valt het samen met het Russische Verre Oosten op te delen in een aantal Russische Grootlandschappen: het West-Siberisch Laagland, het Noord-Siberisch Laagland, het Midden-Siberisch Bergland, de Zuid-Siberische gebergtes, de Centraal-Jakoetische Vallei, het Oost-Siberisch Bergland en het Oost-Siberisch Laagland. Daarbinnen bevinden zich weer een groot aantal kleinere geografische gebieden.
Het gebied wordt doorsneden door een aantal van de grootste rivieren ter wereld; de Ob, de Jenisej en de Lena. Andere grote rivieren zijn onder andere de grensrivier Amoer, de Olenjok en de Indigirka. Behalve de Amoer stromen al deze rivieren naar de Noordelijke IJszee.
Siberië kent een extreem landklimaat, met zeer strenge winters en uiterst grote temperatuurcontrasten tussen winter en zomer. Door verschillende gebergtes in het oosten, liggen de temperaturen in Oost-Siberië gemiddeld wat lager in de winter dan in West-Siberië. De laagste temperaturen van het noordelijk halfrond worden er gemeten, zij gaan tot - 70 °C. Tijdens de zomer, die slechts enkele maanden duurt, kan de temperatuur oplopen tot meer dan 30 °C. Het verschil tussen de laagste en hoogste temperatuur ooit gemeten bedraagt dus meer dan 100 °C, dit is een wereldrecord. Zie ook: Ojmjakon.
Veel van de grond is moerasgrond, die ongeschikt is voor de landbouw. Andere grote gebieden, de taiga, zijn bebost, daarboven ligt de bostoendragordel en het noordelijkste deel van Siberië bestaat uit extreem koude toendra. De ondergrond is permanent bevroren, dit heet permafrost.