|
Bekijk de diashow “Bolivian Highway”
(dit is een bestaande powerpoint, langs de linker zijde kunnen jullie de onze zien)
|
|
Naar La Paz.
Het is verbazend om opnieuw vast te stellen dat de grenslijn tussen twee landen zulke verschillende zichten oplevert. Het stadje aan het meer, Copacabana, doet zelfs denken aan een stadje aan een of ander meer in Noord Italië. Hier in Bolivia zijn de huisjes niet langer opgetrokken in adobe blokken ( leem met stro ) maar in rode baksteen. Ook tellen ze meestal een verdiep. Hier en daar zien we wel schots en scheve huizen staan maar over het algemeen krijgen we de indruk dat de leefkwaliteit hier iets beter moet zijn. |
We rijden nog steeds langs het Titicaca meer of liever we rijden ertussen want we zijn de weg op de landengte ingeslagen die ons moet brengen naar de overzetboot. De weg slingert door de bergen en we krijgen regelmatig een mooi zicht op het meer en de covers ervan. |
|
Het is kwart over vijf als we aan de aanlegplaats van de overzet boten arriveren. We hoeven niet te wachten want er zijn voldoende boten voor onze twee wagens. We rijden de auto’s op een wat gammele platte boot en doen de 200 meter oversteek. Voorzichtig gaan we in achteruit van de boot af en zijn nu aan de andere kant van het Titicaca meer. We zullen nu nog 50 km langs de noordzijde van het meer rijden richting La Paz.
De avondzon schijnt en werpt lange schaduwen over de wegen en heuvels rondom ons. Ondertussen hebben onze Poolse reisgezellen moeten tanken. Ze kregen maar een kleine hoeveelheid benzine en moesten daarvoor twee maal de prijs betalen. De dame van het tankstation had ze gewaarschuwd. In de grensstreek krijgen toeristen slechts een beperkte hoeveelheid en betalen de dubbele prijs. De benzine wordt hier niet meer in gallons gegeven maar in de vertrouwde metrische liter maten.
We stijgen nu tot een goede 4.200 meter en voor ons in de verte tekenen de besneeuwde vuurbergen zich af in de blauwe avondlucht. Daar moet La Paz liggen. We dalen nu weer tot 3.800 meter en rijden midden in een uitgestrekt plateau met steeds voor ons de machtige besneeuwde top van de vulkaan….De volledige naam van de administratieve hoofdstad van Bolivia - de hoogste hoofdstad ter wereld (3.660 m) – is: “ Nuestra señora de la Paz “.Nog 50 km en de weg gaat weer stijgen tot 4.000 meter en nu komen we aan in de voorsteden van de stad. Het verkeer wordt drukker en chaotischer naarmate we La Paz naderen. Ook hier zijn de buschauffeurs van de collectivo’s de wildste van de bende. |
Het wordt donker op de hoogvlakte rondom ons. We slaan nu rechts af en worden verrast op een onvergetelijk schouwspel. 500 meter dieper in een grote kom zien we duizenden lichtjes die tot boven aan de rand van de kom oplopen. La Paz ligt inderdaad in een canyon gevormd door de Choqueyapu rivier die loopt van Noordwest tot Zuidoost. We dalen langs een vierbaans snelweg snel af tot op het midden niveau van de stad waar zich de Plaza de Armas bevindt. |
|
Het verkeer is hier nog drukker geworden en ik heb moeite om de Wrangler te volgen die voorop rijdt. Steeds weer proberen taxi’ s de ruimte te vullen tussen onze twee wagens. Voetgangers die tussen de rijdende auto’s doorlopen maken de toestand nog chaotischer. Voorrang wordt hier, zoals in Peru, genomen door zich centimeter per centimeter tussen de traag rijdende file te wringen zonder een blik te gunnen naar het gehinderde voertuig. In Peru heb ik mij al geoefend in dit rijgedrag en daarmee lukt het mij enigszins de Jeep te volgen Het hotel waar we nu voor staan is volzet maar 100 meter verder is er een nieuw hotel “Las Brisas” met een Parqueo voor de FJ en Wrangler Rubicon twee blokken verder. In de straten rondom ons hotel is het nog steeds druk niettegenstaande het gevorderde uur. De voetpaden zijn bezet door kraampjes met groenten, fruit, eten en souvenirs. Het regent lichtjes en de temperatuur is 8 °C, niet direct een aangename temperatuur.
La Paz.
Het is vrijdag de dertiende vandaag en we hebben om 13 uur een city trip gereserveerd. Een taxi zal ons de verschillende delen van de stad en haar bijzonderste monumenten laten zien. De stad met zijn voorsteden telt vandaag volgens onze chauffeur zowat 2.2 miljoen inwoners. De armste wijken liggen in de snelgroeiende bovenstad El Alto op de altiplano aan de rand van de vallei en die kijken neer op de meer welvarende stadsdelen vijf honderd meter lager. Het zuidelijkste deel van de stad is zelfs nog eens 200 meter lager gelegen. Hier wonen de meer welstellenden. |
We rijden door deze wijken waar we zelfs de indruk krijgen dat we in een of andere Europese grootstad vertoeven. Maar eens buiten de drukke winkelstraten zien we opnieuw het fantastische landschap rondom ons en weten we dat dit een unieke stad is. Vanaf de mirador in het stadsdeel Miraflores zien we de stad die hier en daar baadt in de zon. Geen enkele stad maakt zoveel indruk als deze. |
|
Vanavond hebben we gereserveerd in het restaurant Huari een blok vanaf ons hotel. |
|
In het restaurant worden typische Boliviaanse volks- en carnavaldansen dansen opgevoerd onder begeleiding van een orkest dat musiceert met Boliviaanse instrumenten.
Bolivia en de stad Oruro zijn wereld vermaard omwille van carnaval. Volgens de kenners heeft carnaval hier zijns gelijke niet. De vele legenden die hier nog leven en het ingewortelde bijgeloof zijn de voedingsbron voor het carnaval gebeuren.
|
De show was professioneel en de kostuums oogverblindend. Tot afsluiter van het diner krijgen we een digestief van het huis toegediend. |
|
Vanonder een doek haalt de kelner een grote fles waarin een redelijk grote slang zit opgerold verzopen in alcohol. De alcohol is sterk en de smaak is wat zeepachtig. De rekening die we nu krijgen levert wel de grootste verassing 105 Bolivares (15 €) extra voor de show en dat was nooit op voorhand aangekondigd. |
Klik op het logo voor de folkloristische dansen en muziek |
The most dangerous road of the World.
Zaterdag, en vandaag staat de beroemde dodenweg of “El camino del muertes” of de gevaarlijkste weg ter wereld op het programma. Eerst moeten we over een pas van 4.600 meter om dan af te dalen naar het op 1.200 meter gelegen Corioco, 65 kilometer ten noord oosten van La Paz. Een rit van 220 kilometer in het totaal, met een hoog gehalte aan avontuur en spanning.
We hebben zojuist de wagens uit de ‘parqueo’ gehaald en maken nu rechtsomkeer in de bijna lege straat van ons hotel “Las Brisas”. We willen de bagage opladen maar een politie man stapt op Slawek af en zegt hem dat een U bocht maken hier in Bolivia verboden is. We hebben niet veel tijd want we willen zo snel mogelijk op weg. Wat tegen de principes komen we tot een akkoord en met elk 20 Bolivares kunnen we vertrekken met de groeten van de politie van La Paz. De man heeft een goede dag.
We hebben het gemakkelijk. Voor ons rijden onze nieuwe reisgezellen Slavek en Marzena in de Jeep Wrangler. We moeten zelf niet zoeken en doordat Marzena de Spaanse taal beter machtig is loopt het vlotter om de juiste weg te vinden naar de 4.600 meter pas. We zullen de afdaling maken langs de nieuwe twee jaar oude weg en terug komen langs de “dodenweg”.
Boven op de pas is er mist en het is koud. We steken een groep mountain bikers gevolgd door volgbus voorbij en komen nu aan het tolstation. Enkele kilometers verder nog eens een politie controle. Ik rijd traag voorbij maar Lieve maant mij aan te stoppen. We zijn de post een meter voorbij en ik stop en maak aanstalten een meter terug achteruit te rijden. Boem, een lichte stoot is voelbaar. Ik zie niets in mijn achteruitkijkspiegels maar als ik uitstap staat een kaduke Toyota Corolla tegen de bumper. De schok was minder hard dan die toen een paar dagen geleden, in Puno, een scooter tegen de achterbumper aanbotste.
De vriendelijke politieman vertelt mij dat we allebei schuld hebben en dat we de zaak best onder elkaar regelen anders moeten we naar het toeristenbureau. Met de hulp van Marzena is het onheil snel bezworen de man vraagt voor zijn schade 150 Bolivares. Inderdaad niet de moeite om de verzekering aan te spreken.
We mogen verder en we dalen langs de nieuwe asfaltweg af naar het subtropische Corioco. |
De weg is hier en daar al zwaar beschadigd door grondverschuivingen. Het is nu rond de middag en de temperatuur is opgelopen tot 27 °. De weg is nu stoffige pisteweg. Rechts zien we een wegaanduiding Corioco en die weg rijden we nu op. Hij is geplaveid met kleine keien en smal. Hoe verder we vorderen hoe meer de tropenbegroeiing de weg probeert te overwoekeren. Hier kan dus niet veel verkeer over zijn gekomen de laatste maanden of weken. We rijden door, de Wrangler nog steeds vooraan. |
|
De weg klimt tegen de berg aan en plots zien we de Jeep met het rechtse voorwiel naar beneden duiken. Even later staat hij met het rechtse achterwiel in de lucht en links vooraan in een diepe kuil veroorzaakt door een weggespoeld deel van de weg. Een Jeep zou geen goede 4x4 zijn als die klus om eruit te komen niet vlug geklaard zou zijn. Even de differentiëlen blokkeren en hop hij is eruit. De hindernis voorbijrijden is wat moeilijker maar enkele minuten later zijn de Jeep en de FJ aan de andere kant van het gat. We blijven stijgen en we zijn terug op 2.000 meter als we in het kleine stadje Corioco aankomen. Rond het Centrale Plein rijden kost al even veel moeite als de weg hier naar boven. Overal staan links en rechts pleinkleine en minderkleine auto’s geparkeerd. Het is mikken om ertussen te geraken. Na nog wat klimmen, staan we nu op de parking van het hostal “El Sol y Luna”. De Duitse bazin vermoedt dat we daar willen overnachten maar we leggen haar uit dat we alleen maar van haar zelfgemaakte cakes willen proeven en een koffie drinken.
We moeten terug 800 meter afdalen om het begin van de fameuze dodenweg te vinden op 1.200 meter. We rijden nu de bewuste ‘camino’ op en algauw wordt het landschap adembenemend want we stijgen snel. |
|
Hoe hoger we komen des te weidser is het zicht op de vallei met de groen begroeide steile hellingen. De piste is smal maar van betrekkelijk goede kwaliteit. We hebben al andere situaties meegemaakt en voelen ons nu ervaren bergpiste rijders. Hier en daar zijn er toch adrenaline momenten, als we bijvoorbeeld onder een gutsende waterval doormoeten en de weg eronder niet breder is dan 2,5 meter bijvoorbeeld. |
Of als we ongeacht het verbod voor vrachtwagens en bussen om deze weg nog te gebruiken een vrachtwagen op ons af zien komen. Gelukkig moet het dalend verkeer de kant van het ravijn nemen, dus rechts, maar met de vrachtwagen kiezen wij toch zelf voor een uitwijkplaats om hem te laten voorbijrijden. Het is ondertussen iets over vier en we zijn terug op 4.600 meter. De “Camino del muertes” ligt achter ons en we zijn nog springlevend.
We hebben juist even overlegd over de keuze van het hotel en zijn overeengekomen dat het Oberland zal worden. “Oberland” is inderdaad een door een Zwitser gerund hotel in het Zuiden van La Paz. We kunnen er ook kamperen. In de gids staat vermeld dat een nacht 15$ per persoon kost maar de nogal stugge receptionist vraagt 45$ voor een kamervoor twee personen en 5$ per persoon om te kamperen. We vinden het toch wat te fris om te kamperen en bedingen een prijs van 40 $ per kamer. |
We zijn ongeveer de enige gasten in het hotel en ook in het restaurant waar we nu, hoe kan het anders? Raclette met Boliviaanse witte wijn degusteren.
Ik heb nog een halve fles exquise 12 jaar oude Guatemalteekse rum in de FJ en daar zijn we nu volop van aan het genieten voor we onze grote verwarmde slaapkamer zullen opzoeken. Morgen moeten we vroeg weg want er staat een rit van maar liefst 600 km naar Potosi op de agenda. |
|
De altiplano.
600 kilometer op een hoogte die varieert van 3.800 tot 4.200 meter moeten we vandaag afleggen. We hebben gisteren besloten baar de stad Sucre te rijden in plaats van Potosi. Hotel Oberland ligt dan wel in het Zuiden van La Paz maar om de autopista 1 te vervoegen moeten we wel eerst 20 kilometer naar het Noorden van de stad rijden naar El Alto.
Het is zondag en er is weinig verkeer. Om niet al te veel tijd te verliezen laten we een taxi voorrijden. Door zeer steile straten waar ik de FJ in eerste versnelling blokkeer rijden we richting EL Alto. We zien de stad nu onder ons die baadt in de felle zon. Spectaculair zijn zowel de zichten als de steile straten waar we doorrijden. Niets is vergelijkbaar met wat we nu meemaken! We hebben ondertussen toch al meer dan een uur gereden maar nu zijn we aan de rand van de stad op de hoogvlakte. Van hier zien we alleen een uitgestrekte vlakte met aan de horizon links en rechts lage heuvels en achter ons besneeuwde bergtoppen die schitteren in de zon. Niets laat vermoeden dat een paar honderd meter achter ons de miljoenen stad La Paz ligt in een groot gat van meer dn 500 meter diep.
Slavek rijdt voorop en hij zet er meteen een goede vaart achter. Dat kan want de wegen zijn niet druk bezet. We moeten wel hier en daar stoppen om tol te betalen. Wij zijn halfweg en nemen links de weg naar Sucre. Het is 16 uur en we zijn in Huanuni. De asfalt stopt en bij navraag horen we dat de rest van de weg piste is en die is 5 uur lang. We maken rechtsomkeer en rijden 30 km terug naar de 1, om dan vandaar naar Potosi te rijden.
Het is over acht als we in Potosi binnenrijden. Het is hier nog altijd zeer druk en we proberen nu naar de binnenstad te rijden naar het hostal Colonial. Op een blok van de Plaza de Armas ligt het hostal en er zijn nog twee kamers maar enkel voor deze nacht. Gezien het late uur hebben we geen andere optie en dus trekken we hier in. We zullen morgen na het bezoek aan de mijn naar Sucre – de wettelijke hoofdstad van Bolivia - rijden, dat op drie uur ligt.
Potosi, de zilvermijnstad.
Samen met een groep fransen zitten we op de bus die ons naar de mijn moet brengen. Die mijn heeft een zeer bewogen geschiedenis. De Spanjaarden ontgonnen hier al zilver. Dat zilver diende naar Europa verscheept te worden maar werd onderweg voor een groot deel onderschept door Engelse en Hollandse piraten. Het zilver werd ook gebruikt om de strijd tegen de protestanten te financieren en aldus kwam veel van dat edele metaal naar Vlaanderen.
In Potosi werden later zelfs muntstukken geslagen in het vandaag nog bestaande Casa de Moneda. Potosi was ooit de rijkste stad van Zuid Amerika met een bevolking van over de 200.000 mensen. Vandaag staat deze hoogste stad van de wereld (4.090 meter) op de UNESCO werelderfgoed lijst.
Geografisch wordt ze gedomineerd door de 4.824 meter hoge rood gekleurde piek die de ‘Cerro Rico’ wordt genoemd of “berg gemaakt van zilver”. De mijnen in de ‘Cerro Rico’ zouden nu nog goed zijn voor 10 à 15% van de wereldproductie van zilver. Dank zij de verbeterde ontginningsmethoden wordt ook tin en lood gewonnen en wordt de oude mijnafval gerecycleerd. Maar meer en meer wordt de stad afhankelijk van toerisme en de mijnwerkers verdienen wat bij door de toeristen rond te leiden. |
|
Het is iets over 9 uur. Op voorstel van onze gids gaan we eerst wat geschenken kopen voor de mijnwerkers die als stukwerkers in coöperatieven werken. De geschenken zijn springstof, cocabladeren, 96° alcohol (!) en zoetwater! Tot onze verbazing kan je hier zonder poeha tonnen springstof kopen. |
|
We hebben uiteindelijk de geschenken gekocht en nu moeten we nog beschermkledij en laarzen aantrekken vooraleer we de mijn kunnen ingaan. |
Die mijnschacht die we zullen bezoeken is een van de meer dan 500 gangen die in de berg zijn geboord en hij dateert al van de 18de eeuw. Van helm en koplamp voorzien gaan we de op 4.400 meter gelegen schacht binnen. 1 km moeten we soms door water, meestal gebukt door de mijngangen. Het stuift hier verschrikkelijk en gezien de grote hoogte is deze oefening een nogal lastige karwei. De ontginning krijgen we niet te zien wel de “god van de mijn”! Diep ingeworteld bijgeloof is in Bolivia deel van de cultuur. Vrouwen, bijvoorbeeld, mogen de mijn niet binnen, voor toeristen wordt wel een oogje dichtgeknepen. Mijn vermoeden is dat de schacht hier is uitgeput en enkel nog gebruikt wordt om de argeloze toerist rond te leiden. |
|
Wat hoger op de berg zien we wel mannen sleuren aan spoorwagentjes waarin 1 ton rood stoffig gesteente ligt. Dat karretje wordt dan aan de rand van de helling omgekiept en de ertsen donderen een tien tal meter naar beneden waar anderen het materiaal op een vrachtwagen laden. Acht ton per vrachtwagen. En acht ton krijgt men bij elkaar op een tot drie dagen. Dit in functie van de uitrusting en werktuigen die de mijnwerkers ter beschikking krijgen. |
Toch maakt het bezoek aan de oude mijnschacht indruk en gaan de gedachten onwillekeurig naar de vele miljoenen mensen die hier hun leven hebben gelaten. Sommige bronnen gewagen van 12 miljoen doden tijdens de Spaanse koloniale tijd.
Sucre.
Om wat te bekomen van de inspanning zijn we niet ver van de kathedraal een klein restaurant binnengestapt om wat energie op te doen vooraleer te vertrekken naar Sucre. 143 km asfaltweg door de Andes. Sucre ligt 1.100 meter lager dan Potosi en we vermoeden dat de temperatuur er aangenamer zal zijn dan hier in Potosi. In de zon is het hier ondraaglijk warm in de schaduw is het slechts 14° op de middag.
Sucre – gesticht in 1540 - is de wettelijke hoofdstad van Bolivia maar de regering zetelt in La Paz. De stad telt 190.000 inwoners.
Het is 17 u 30 en we rijden de witte stad binnen. Het is druk in de binnenstad en na wat zoeken parkeren we de wagens voor het Hostal Sucre op een cuadra van de Plaza de Armas. De wagens moeten twee quadras verder op de parking van het hotel. |
Op het Plaza de Armas staat een kathedraal en rechts ervan het grootse witte gebouw van het Hoger Gerechtshof. Het Hoger Gerechtshof is trouwens de enige nationale instantie die deze officiële hoofdstad rijk is.
Er speelt een fanfare op de Plaza de Armas en daarachter marcheren schoolkinderen in uniform. Wij zoeken een restaurant en dat is gauw gevonden. Op het balkon van het restaurant kijken we nu naar de rondtrekkende fanfare. |
|
Op de Plaza de Armas zijn ondertussen drie zwerfauto’s aangekomen, alle met Franse nummerplaten. Het eten smaakt voortreffelijk ook valt de Boliviaanse Merlot Reserva wijn in de smaak, in acht genomen de prijs die er wordt voor gevraagd. Wij hebben wel wat problemen met de rekening die we nu controleren. De steaks kosten 5 Bolivares meer dan de prijs vermeld op de kaart en de optelsom van de totale rekening klopt ook al niet! De kelner probeert uit te leggen dat we een verkeerd menu hebben en dat de hogere prijs de juiste is. Wat verontwaardigd protesteren wij tegen deze manier van doen en uiteindelijk wordt de juiste rekening voorgelegd. ‘Propina’ betalen we niet!
Naar Uyuni.
Gisteren zijn we een extra dag in Sucre gebleven, het klimaat is er heel wat aangenamer dan in de hoger gelegen gebieden en in de stad is het aangenaam kuieren. In het Franse restaurant “La Terasse”hebben we ’s avonds samen met Slavek en Marzena, verrukkelijk gegeten en gedronken.
10 uur en we rijden nu richting Potosi van waaruit we de pisteweg naar Uyuni zullen nemen. Uyuni ligt aan de Salar (Salt flat) ofte de grootste zoutvlakte ter wereld, op een hoogte van 3.700 meter. |
|
Het is ondertussen middag geworden en voor ons duikt de rode ‘Cerro Rico” op, die mooi aftekent tegen de felle blauwe lucht. Links van ons rijden we een ertsverwerking bedrijf voorbij. We naderen de rand van de stad en zijn nu aan de voet van de “zilveren berg”. Overal ligt rommel en puin langs de beide kanten van de straat, dit is duidelijk niet het mooiste deel van de stad. Rechts beneden ons ligt het centrum van de stad met zijn steile en smalle straatjes. |
Aan het busstation gekomen vragen we hoe we op de weg naar Uyuni kunnen geraken en maken van de stop gebruik om wat fruit te kopen. Het is alweer bijna 14 uur. We moeten over een hobbelige ongeplaveide weg voor we de pisteweg oprijden naar Uyuni. Van hier af is het nog vijf uur rijden, of nog ongeveer 200 km. over bergwegen die gaan van 3.600 meter tot 4.200 meter De weg is in aanleg maar van redelijk goede kwaliteit, zo zegt de bediende van het tolstation waar we nu halt voor houden.
Wij hebben vier uur goed doorgereden. |
Op vele plaatsen moesten we rekening houden met wegeniswerken en hier en daar zelfs met een grondverschuiving. Alle weertypes hebben we meegemaakt met hevige regen en hagel en sneeuw. Nog 20 kilometer, en voor ons uit, 400 meter lager krijgen we zicht op de uitgestrekte witte zoutvlakte. We dalen nu snel, over een rechte stoffige zandweg naar het stadje Uyuni. |
|
Hoe dichter we bij het doel komen hoe zwarter de lucht wordt. Het is ondertussen al beginnen regenen en ook hier is onweer op komst.
Uyuni is een allesbehalve aantrekkelijke stad. Een paar brede parallelle straten en een klein marktplein, eerder een dorp dan een stad. Het kost ons wat moeite om een hotel te vinden met beschikbare kamers. Er zijn blijkbaar veel toeristen hier. Van Freddy, de Probus vriend kregen we het adres van het hotel ‘ Tambo Aymare’. Dit hotel wordt uitgebaat door de Gentse Isabelle, maar dit hotel is ook volzet. Dat wisten we al van gisteren. Isabelle vertoeft de ganse maand in Sucre. Haar Boliviaanse man zou haar daar vandaag vervoegen en die had mij gisteren telefonisch beloofd de GPS coördinaten te bezorgen om morgen door de zoutvlakte te kunnen trekken. Daarom zijn we toch naar ‘Tambo Aymare’ gereden. Tot onze ontgoocheling waren de coördinaten niet beschikbaar…. vergeten?
De “Salar de Uyuni”.
We hebben een goed hotel gevonden aan de rand van de stad en het is nieuw en nog maar twee maand open. Door de tegenvaller met de GPS coördinaten moeten we nu op zoek naar een alternatieve oplossing. Zonder gids of voldoende GPS coördinaten is het rijden in de Salar een hachelijke zaak. Het regent nog altijd pijpenstelen en het is koud. We lopen binnen bij een aantal reisbureaus op zoek naar een gids die met eigen wagen ons zou voorrijden. Dat willen ze wel doen maar 200$ vinden we toch wat overdreven voor de service. Marzena heeft misschien toch een bruikbaar spoor gevonden. Wij kunnen aansluiten bij een driedaagse excursie en dat zou ons ongeveer 75$ kosten zonder de hotelkosten onderweg. Morgen moeten we om 9 uur bij het agentschap zijn om de praktische details te regelen.
Het is donderdag ochtend 19 maart. De zon schijnt opnieuw. We zijn al bij het agentschap voorbij geweest en de zaak is rond. Wij – met de Jeep en de FJ - zullen in konvooi rijden samen met de 4X4 van het agentschap met 6 toeristen. De derde dag, in de voormiddag, zullen we aan de grens met Chili afscheid nemen van de gids en de groep en doorrijden naar Chili. Een belangrijk probleem moet echter nog worden opgelost, we moeten minstens 60 liter extra benzine meenemen om de afstand te overbruggen. Voor een prikje hebben we Jerry cans op de kop getikt en die gaan we nu laten vullen. De pompbediende legt ons uit dat we als buitenlanders het dubbele van de benzineprijs zullen moeten betalen! Daarvoor krijgen we een officieel bewijsstuk, zegt hij. We laten voorlopig enkel de benzinetanks van onze auto’s vollopen. Slavek heeft het goede idee om het agentschap te vragen om de Jerry cans, 120 liter, te laten vullen aan de normale prijs.
Vier Jerry cans staan al op het dak van de Land Cruiser van het agentschap en zijn gevuld met, inderdaad, benzine aan de normale prijs. Twee andere sjor ik nu vast op het dak van de FJ.
Cesar is onze gids en is de chauffeur van de Land Cruiser. In de Land Cruiser nemen zes jonge toeristen plaats en we zijn klaar om te vertrekken. Wij hebben toch wat zorgen want met onze wagens moeten we over de zoutvlakte die op bepaalde plaatsen onder water zou staan. Pekel is geen bewaarmiddel voor auto’s…
Het is al over 11 uur en we rijden achter de Land Cruiser aan volgepakt met 240 liter benzine, eten voor drie dagen en de rugzakken van de zes ingezeten toeristen. De rit gaat naar Isla de Pescadores 90 kilometer verder midden in de Salar. |
|
De eerste kennismaking met de zoutvlakte is overweldigend. Het witte zout schittert in de zon en werkt verblindend.
Zover als we kunnen kijken zien we een gladde witte vlakte met hier en daar een zwarte rotsformatie – eilanden genoemd - en in het westen een besneeuwde vulkaantop. |
Eens de natte ondergelopen regio voorbij rijden we met een snelheid van 90 kilometer per uur over het zout. We hebben zonet even halt gehouden aan het zout hotel om wat foto’s te nemen. Het hotel is volledig opgetrokken uit zoutblokken en alleen het dak is niet van zout maar van stro.
|
|
Isla de Pescadores is een rotsformatie begroeid met vele grote cilindervormige cactussen. Het eiland werd al door de Inca’s gebruikt als tussenstop op hun handelsroute. Er waait een stevige wind over de zoutvlakte als we halt houden bij het eiland om te lunchen. Hier is de lucht temperatuur maar 8 °C maar in de zon en uit de wind is het best comfortabel. Cesar is al bezig met het klaarmaken van de lunch. Er staat alpaca op het menu en dat smaakt nog lekker ook. |
|
De rit op de zoutvlakte Het zicht aan Isla de Pescadores. |
Het is al half zes als de boel is opgeruimd en we weer rijden. Nog een goede 60 kilometer en we zijn bij onze overnachtingplaats aan de rand van de Salar. Het is een verzameling van gelijkvloerse huisjes alle opgetrokken uit zoutblokken. Binnenin zijn de tafels en bedden ook uit zoutblokken gemaakt en is de grond met los zout bedekt. Hoewel er geen verwarming voorhanden is valt de temperatuur nog wel mee. Licht komt van door zonnepanelen opgeladen batterijen.
Morgen worden we gewekt om half vijf om een zonopgang te beleven op de Salar. Dus vroeg onder de dekens vanavond.
De zonsopgang is een tegenvaller want de lucht is vol wolken. Het wordt langzaam klaar op de grote zoutvlakte, maar we moeten het zonder zon stellen. We rijden van de zoutvlakte af en belanden op een pisteweg met wasbord structuur. Op zulke wegen moet je relatief snel rijden want anders davert en bonkt de auto over de toppen van de ribbels op gevaar af dat alles kapot gaat en je tanden voortdurend op elkaar slaan. 210 kilometer staan op het programma vandaag en meestal over wasbord weg. Met 60 a 70 km/uur is de wasbord weg in de FJ nog te harden maar dat kan niet altijd omdat de Land Cruiser het tempo aangeeft en soms trager rijdt. Dus houden we af en toe wat halt om wat afstand op te bouwen en dat heeft nog een bijkomend voordeel, we eten wat minder stof! |
De off road met grote rotsblokken naar de laguna's. Klik op het logo |
De oncomfortabele weg wordt gecompenseerd door machtige rood bruin gekleurde berglandschappen met besneeuwde vulkanen en bergtoppen in een eindeloze woestijn. Af en toe zien we Vicunia’s en Alpaca’s die moeten leven van het schaarse woestijngras dat hier en daar groeit. We stijgen naar 4.300 en zelfs 4.600 meter. De zon is ondertussen verdwenen en het begint te sneeuwen. We rijden nu meer naast de pisteweg dan erop. In het korrelige zand is het toch wat rustiger rijden maar het is uitkijken geblazen voor opduikende rotsen en kuilen.
De overval.
De Land Cruiser rijdt ver voorop en de Jeep is een heel eind achterop geraakt. Het sneeuwt nog altijd. Wij zijn nog altijd 4.600 meter hoog en op een hoogvlakte beland waar we enkele honderden meter voor ons grillige meterhoge rotsblokken ontwaren met daartussen de Land Cruiser. |
|
We zijn net gestopt tussen de rotsen als Slavek met de Jeep Wrangler toeterend naast ons komt gereden roepend vanuit het open raam “men with guns, men with guns!”. Vooraleer we beseffen wat er aan de hand staat een donkerblauwe Nissan Patrol dwars voor onze FJ en springen vier mannen met geweer en kogelvrije vest uit de Nissan. |
Blijkbaar heeft Caesar vanop afstand gezien wat er aan het gebeuren was en hij komt roepend op de vier gewapende mannen toegelopen. Een draait zich om en op zijn rug kunnen we lezen dat het leden zijn van de narcotica politie. Dat was even schrikken! De politie legt ons uit dat ze onze twee wagens nog nooit hier hadden gezien en daardoor ons voor drugtrafikanten aanzien hadden. Gelukkig waren ze niet snel met de trekker van hun wapens.
De betoverende Laguna’s.
Het is vier uur in de morgen en in de barak waarin we hebben overnacht is het even koud als buiten. Het vriest. Wassen kunnen we ons niet want er is geen water.
|
|
We zijn zo vroeg op weg want de gids wil ons de vele geisers laten zien bij zonsopgang.Het is behoedzaam rijden in het donker en oppassen voor rotsblokken. We stijgen en zijn bijna op ons hoogste punt gekomen 4.910 meter! De geisers en de pruttelende warmwater bronnen hebben we gezien in het licht van onze koplampen en bij schemerlicht. Maar nu wordt het steeds klaarder en ontdekken we een machtig spektakel. De hoogvlakte en de bergen zijn bedekt met een dunne verse laag sneeuw. |
Aan de volgende Laguna maken we halt voor het ontbijt. Het is 8 uur maar de zon is nog niet van de partij. Het is nog altijd -6 °C. Bij deze Laguna is een warmwaterbron en kunnen de liefhebbers baden in het zwavelhoudende water. Wij passen!
|
Na het uitgebreide ontbijt vertrekken we voor de laatste etappe naar het Laguna Verde. De zon komt stilaan te voorschijn en de besneeuwde meer dan zesduizend meter hoge bergtoppen rondom pronken in het blauwe firmament. Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt. De ervaring wordt nog overweldigender als we zicht krijgen op het op 4.300 meter gelegen groene meer. |
|
De vulkaan spiegelt zich in het rimpelloze door kopersulfiet gekleurde groene water. De sneeuw verdampt nu langzaam op de rood bruine hoogvlakte maar de bergen om ons heen schitteren nog steeds in hun witte gewaad! Dit is een onvergetelijk moment.
|
|
Adembenemend! |
|
La laguna Verde en het spectaculaire zicht op 4.335 m hoogte. Klik op het logo |
En nu zetten we koers naar de grens met Chili.
|
We reden 2167 km in Bolivië |
|
Voor de vertaalde pagina's: De kleine foto's kunnen alleen vergroot bekeken worden vanuit de oorsronkelijke pagina. |