|
In 2007 bezochten we de meest bekende toeristische plaatsen in Peru Wie geinteresseerd is in ons reisverslag en foto's van Peru 2007 klik hier. |
In de Amazonas.
Het is 18 uur we hebben wat Soles gewisseld en gaan nu op zoek naar een geschikte overnachtingplaats. Ver hoeven we niet te rijden volgens onze gids. Sol de la Frontera zou op onze weg naar het volgende dorp moeten liggen. Rechts van de slijkerige weg ligt een domein met park en een aantal leuk ogende nieuwe gebouwtjes. Er staat geen naam op de open ingangspoort maar we vermoeden dat dit het Hostal moet zijn. De eigenares – een Engelse dame - verwelkomt ons, in het Engels en we krijgen een bungalow toegewezen voor de nacht. Ontbijt is inbegrepen in de prijs maar voor het avondeten moeten we een restaurant in het piepkleine dorp gaan zoeken. |
|
Geen zon deze ochtend maar ook geen regen meer. We vertrekken richting Jaen een rit van een kleine vier uur, zegt men hier, en de laatste 50 kilometer zou de weg geasfalteerd zijn. Naarmate we vorderen over de smalle aardeweg klaart de lucht meer en meer op en dat is een verademing na die zondvloed van gisteren. De aardeweg door de bergen valt best te genieten hoewel geen rechte strook langer is dan 100 meter. Af en toe komen we in de dorpen een taxi tegen, verder is er geen verkeer. |
De taxi’s hier zijn driewielers zoals je die in Azië vindt. Een lichte motorfiets vooraan, achteraan een bank voor twee personen met daarboven een dak.
Met de ervaringen van de voorbije dag hebben grondverzakkingen en weggespoelde wegen geen adrenaline stoot tot gevolg. Maar ook hier hebben de stortregens voor veel schade gezorgd. In San Vincencio kopen we ons dagelijks rantsoen bananen. De verdere weg is ooit eens een asfaltweg geweest maar daar is nu niets meer van overgebleven. |
Zo een wegen zijn de ruwste om over te rijden en dat gaat heel wat minder snel. De FJ krijgt het te verduren. De weg is breed en het is zoeken of links of rechts van de baan er iets minder kuilen of bulten zijn. We rijden al een heel eind langs een brede bergrivier en ook hier zijn stukken van de weg verdwenen in de rivier. Daardoor is de weg regelmatig afgesloten voor herstellingen en moeten we noodgedwongen halt houden. Dat deert ons niet we hebben tijd en de zon schijnt terug! |
|
Met de ervaringen van de voorbije dag hebben grondverzakkingen en weggespoelde wegen geen adrenaline stoot tot gevolg. Maar ook hier hebben de stortregens voor veel schade gezorgd. In San Vincencio kopen we ons dagelijks rantsoen bananen. De verdere weg is ooit eens een asfaltweg geweest maar daar is nu niets meer van overgebleven. Zulke wegen zijn de ruwste om over te rijden en dat gaat heel wat minder snel. De FJ krijgt het te verduren. De weg is breed en het is zoeken of links of rechts van de baan er iets minder kuilen of bulten zijn. We rijden al een heel eind langs een brede bergrivier en ook hier zijn stukken van de weg verdwenen in de rivier. Daardoor is de weg regelmatig afgesloten voor herstellingen en moeten we noodgedwongen halt houden. Dat deert ons niet we hebben tijd en de zon schijnt terug!
|
|
In de vallei wordt rijst gekweekt. Dat zorgt voor mooie taferelen. Fel groene percelen wisselen af met watervlakken en daartussen staan palmbomen. |
In Jaen zijn we rond 13 uur en daar zouden we een ATM ( Cajero Automatico) moeten vinden naast het politie kantoor. We moeten even in de rij staan en we maken daarvan gebruik om ons te informeren over de toestand van de wegen die we verder willen nemen. Een man vraagt ons vanwaar we komen.” Van Texas!” zeggen we. “ Dat geloof ik niet” zegt de man. Maar als ik wijs naar de wat hoger geparkeerde met slijk besmeurde FJ begint hij toch te twijfelen.
Er hangen kilos slijk aan de FJ en dus tijd voor een wasbeurt. Voor 10 Sol (2,5 €) wordt hij binnen en buiten en onder handen genomen. Een uur later zijn we weer op weg en de weg is geasfalteerd!
Chachapoya.
We hebben geslapen in het stadje Gran Bagua in het nieuwe hotel Del Rio. Dat was niet de beste keuze, geen restaurant ook geen ontbijt en ook nog eens buiten het stadscentrum gelegen. Vandaag een korte rit op het programma naar de 2.300m hoog gelegen koloniale stad, Chachapoya. Vandaaruit willen we enkele historische sites bezoeken.
Superlatieven heb ik al meermaals gebruikt om de buitengewoon mooie landschappen aan te duiden. Wat we nu, 20 kilometer buiten Gran Bagua, te zien krijgen hoort bij de absolute hoogtepunten. Een meer dan 30 km lange canyon: Pedro Ruis. Een onstuimige kronkelende, bruin gekleurde bergrivier en diepe kloven waarvan de hellingen met bomen en struiken zijn begroeid. |
Soms zijn de hellingen zeer steil of is de kloof smal, wat later steken we de rivier over en na iedere bocht worden we telkens verrast op een geweldig stuk natuur. De woeste rivier en de neervallende beken hebben hier ook gezorgd voor de nodige schade aan de weg. Op meerdere plaatsen worden hoogstnoodzakelijke herstellingen uitgevoerd en dat verplicht ons halt te houden. |
|
Het stadje Pedro Ruis is een en al bedrijvigheid. Hier slaan we rechts af en bij het verlaten van de stad komen we in een nieuwe canyon terecht. Minder overweldigend maar nog steeds adembenemend. Ook hier zijn er verschillende wegwerkzaamheden. Een paar honderd meter na Peublo de los Meutes waar een monsterachtige aardverschuiving heeft plaats gevonden moeten we linksaf naar Chachapoya. Het is nog maar 15 uur als we de FJ parkeren voor het hotel Casa Vieja ondergebracht in een koloniaal huis. Inmiddels zijn zwarte wolken aan de hemel verschenen en het zal niet lang meer duren of we krijgen een fikse onweersbui. Het hotel ligt een blok van de Plaza de Armas. Rond deze Plaza verzamelen zich jongeren gewapend met emmertjes. In de emmertjes ontdekken we zwarte smeer of zand of balkonnetjes gevuld met water. Het is carnaval en straks vertrekt de stoet met uitbundige feestvierders. Aan de attributen te zien is het best niet te dicht bij de voorbijtrekkende stoet te vertoeven. Vanachter het glas van een cafetaria voelen we ons veilig.
Hier in de regio Amazonas krijg je kokend water en een glazen kruikje tinto als je koffie besteld. Terwijl in Columbia “tinto” wordt gezegd tegen een espresso, is tinto hier een soort geconcentreerd koffie-extract. Echt goede koffie is dit niet!
Als de feestvierders zijn voorbijgetrokken kunnen we weer het plein op, op zoek naar een reisbureau. In deze streek zijn volgens onze gidsen interessante sites van oude Chachapoya culturen en we willen ons informeren welke we absoluut moeten bezoeken.
Omdat de sites niet eenvoudig te bereiken zijn hebben we ons ingeschreven voor het bezoek morgen aan twee sites waar cercofagen zijn te zien. Dat impliceert dat we hier een dag langer zullen moeten blijven!
Ayachaqui en Karajia.
8u30 en we zijn zoals afgesproken bij de touroperator op de Gran Plaza. We krijgen te horen dat de andere toeristen die met ons een groep zouden vormen, ziek zijn en of we “por favor” niet extra 15 Soles willen betalen. We krijgen laarzen mee voor het geval het mocht regenen en even later nemen we samen met onze jonge gids plaats in een aftandse Toyota break, met kale achterbanden. De eerste site ligt op anderhalf uur rijden over pistewegen. De rammelde Toyota kruipt moeizaam de steile berg op en naarmate we hoger komen en de afgronden dieper worden verminderd mijn vertrouwen in de baanvastheid van het vehikel. Ik duw mee op de rem voor iedere bocht en ruk aan het stuur om niet in de ravijn te verdwijnen… Uiteindelijk zijn we toch op 2.800 meter gekomen en over barslechte piste waar de Toyota regelmatig de stenen raakt komen we op het punt waar we de weg te voet verder moeten zetten.
Volgens de jonge gids duurt de wandeling een half uur. De laarzen zullen we niet nodig hebben want de zon staat bijna loodrecht over onze hoofden en de lucht is blauw. We lopen nu al meer dan een uur en de weg rond de berg wordt steeds moeilijker. Het is soms klauteren over rotsen of kiezel die tegen de berghelling aanleunt en nu moeten we steil omhoog tegen de berg aan over geïmproviseerde trappen en smalle paadjes onder overhangende rotsen. Het heet, dat hoe meer moeite men voor iets moet doen, hoe groter de voldoening nadien is….
|
|
Met bibberende knieën staan we uiteindelijk op een vlak rotsblok. Hier hebben we zicht op een 50 meter hoger gelegen nis in de klif waarin een groep anderhalf meter hoge cercofagen staan. Deze 1.000 jaar oude begraafplaats van de Chachapoya leiders is een van nog overgebleven sites die niet door de Spanjaarden of door aardbevingen zijn vernietigd. |
|
De volgende site, Karajia, bereiken we na nog eens anderhalf uur pisteweg op een andere berg op 3.100 meter hoogte. Hiervoor moeten we eerst nog een half uur te voet afdalen om de gekleurde sarcofagen te kunnen zien in een nis in de circelvormige klif. |
|
De carnaval feesten hebben we amper gezien op de Gran Plaza want de vermoeidheid sloeg toe en met wat pijnlijke knieën was het beter in bed dan een nachtje carnaval vieren.
Kuélap.
Donderdag 26 februari. Bij het ontbijt heeft de twijfel toegeslagen! In onze gidsen hebben we gelezen dat na Machu Pichu, Kuélap de belangrijkste site is van Peru of misschien zelfs de belangrijkste van Zuid Amerika. Wij twijfelen om die site op onze route te zetten omdat de knieën nog wat last hebben van de excursies van gisteren en omdat we ons afvragen of we daar de tijd voor hebben. Kuélap ligt op 3.000 meter en ligt 37 kilometer weg van de weg naar Cajamarca. 37 kilometer bergpiste die we opnieuw moeten afleggen om op de juiste weg terug te komen.
Voor we de “heuvos fritos” verorberd hebben, hebben we de knoop doorgehakt. Wat is een dag meer, na vier maand reizen? We leggen onze gastvrouw en -heer uit dat we naar Kuélap willen, beiden komen afscheid nemen bij de FJ en feliciteren ons met onze reis. Cajamarca is niet te bereiken op minder dan 14 uur en Kuélap is 4 uur plus de terugreis. We zien wel.
We zijn op de parking van de site van Kuélap en we hebben er twee uur en twintig minuten over gedaan, het is nu 11:20. Op de parking begroet ons señor Rigolberto Varjas Silva. Het is die gids die in Footprint wordt aangeraden. De man is in de wolken als hij zijn naam vermeld ziet in onze Amerikaanse gids. De tocht is een goede 7 kilometer en we doen er best aan goed schoeisel aan te trekken.
Kuélap is een ommuurde stad uit de pre Inca periode en ontdekt in 1843. De bouw van de stad liep over een periode van 200 jaar, tussen het jaar 900 tot 1.100, en er er meer steen verbruikt dan in de Grote Piramide van Giza. De stad ligt op de top van een 1 kilometer lange bergkam en de massieve vestingmuur is 585 meter lang en 110 meter op zijn grootste breedte. |
De stad waarvan een aantal gebouwen al zijn gerestaureerd telt vier niveaus en is de belangrijkste site uit de pre- Colombiaanse periode. In de bloeiperiode van de stad hebben hier ooit 14.000 mensen geleefd in hun in steen opgetrokken ronde twee verdieping tellende huizen met puntig grasdak. |
|
|
Rigolberto doet zijn best om ons alle wetenswaardigheden te laten kennen. We klimmen op het hoogste niveau waar ooit eens de leider van de stad heeft vertoefd en van daar hebben we een indrukwekkend zicht over de stad en de weidse berglandschappen bedekt met ‘cloud forest’. |
|
De stad is overwoekerd met mos en orchideeën begroeide bomen. De eerste restauratiefaze moet beëindigd zijn in 2015 en in 2011 zal de stad bereikbaar zijn per kabelbaan vanuit 1.200 meter lager gelegen Neuvo Tingo. |
We zijn bijna aan het einde van de rondgang en ondertussen is het beginnen regenen. Onze gids heeft een lunch laten klaarmaken en we lopen nu naar de hut van het informatie centrum. Ernaast onder een strodak staat een bank en een tafel met een wat groezelig tafellaken en dat is het geïmproviseerde restaurant. Op het menu staat gebakken cavia, de specialiteit van Peru!!!
Het is kwart over vier en we zijn terug afgedaald naar de parking. Rigolberto geeft ons een adres van het hostal van een vriend en collega gids, van hem. In de ‘Laguna de los Condores’ in Leymebamba kunnen we nog voor donker geraken, vertrouwt hij ons toe. Morgen moeten we zeker naar het museum, dat ligt op onze route, en dan hebben we nog tijd om in Cajamarca te geraken.
Het is al bijna donker en de tripmeter wijst 164 kilometer als we in Leymebamba aankomen. Het hostal ‘ Laguna de los Condores’ is wat moeilijk bereikbaar want de centrumstraten zijn opgebroken voor wegverhardingswerken. We mogen de FJ parkeren op de binnenkoer en onze kamer heeft een douche met warm water. Wat wil een mens nog meer na zulk een dag? Dineren … kan niet want er is geen restaurant in het dorp!
De foute planning.
Vandaag naar Cajamarca staan drie cols op het programma van meer dan 3.000 meter, de hoogste iets meer dan 3.700 meter. Goed geslapen en fit en na een goed ontbijt zijn we op weg naar het museum. |
Een kwartuur later om 9 uur, wordt de deur van het museum opengegooid voor ons, hoewel het openingsuur pas om 10 uur is. Het museum wordt ondersteund door wetenschappers van de stad Wenen lezen we met belangstelling. Het museum bezit naast een grote verzameling mummies, die zijn gevonden in de vele sites van de provincie Amazonas - het vroegere Chachapoya gebied - ook authentieke kledij, keramiek en gebruiksvoorwerpen en zelfs muziek instrumenten.
Het is nu 10 uur en we rijden de parking van het museum uit, de piste op naar Cajamarca. |
|
We zijn nu al wat gewend geraakt aan akelig smalle pistewegen die hier en daar nog voor een deel zijn afgekalfd maar deze weg verdient zeker ook het vijf sterren label. |
|
Als we op ongeveer 1.000 meter terug zijn afgedaald staan we in de bloedhete zon voor een met bareel afgesloten brug over de Rio Marañon. Het is 37 °C buiten en we moeten nog vijf minuten wachten voor de politiepost terug opengaat om 13 uur.De politie ambtenaar komt met uitgestoken hand naar ons toegestapt. “”Buenas tardes” begroet hij ons “ ¿Que tal?” In de daarop volgende babbel deelt hij ons ook mede dat Cajamarca nog 8 uur rijden is. Oei! Een snelle rekensom leert ons dat we ten vroegste om 18 uur daar zullen zijn. We moeten dan wel 30 % sneller zijn dan de opgegeven tijd.We zijn bijna boven op de 3.700 meter tweede col en opnieuw worden we gestopt door wegwerkzaamheden. Het is 14 uur 27 en de werken zullen zeker tot 18 uur duren, zegt ons de wegconducteur. Perfecte planning, moeten we toegeven want precies vijf voor zes zijn we de eersten die over de nieuwe afwateringsbuis mogen rijden. Het voltallige team ingenieurs en werfleiders, die we ondertussen allemaal hebben leren kennen roept ons “ Feliz viaje” toe. De koloniale stad Celendin is maar 20 minuten ver en daar is ons gezegd, zijn toeristen hotels.
Op de Plaza de Armas vinden we onderdak in een vervallen koloniaal gebouw dat toepasselijk ’Hostal Celendin’ heet. We krijgen een kamer op het eerste verdiep met balkon en zicht op de Plaza. We moeten zelfs de luiken niet openen om het plein te zien want door de kieren lukt dat ook. We zitten op meer dan 2.500 meter en hopelijk wordt het niet te koud vannacht.
Een mysterie.
Het bezoek aan de site va Kuélap zindert nog na en niet in het minst de omgeving waarin de site is gelegen. Deze streek wordt vandaag geteisterd door de willekeurige en weinig ecologische ontginning van goud en dit tot groot ongenoegen van de campesinos.
Er is ook nog dat mysterieuze voorval op de lange afdaling naar Tingo Neuvo. We zagen op een bepaald moment een witte Toyota break wat dieper dan wij de berg langzaam afdalen. Een ogenblik later rijden we achter de witte auto in het stof. Omdat wij iets rapper gaan gebruik ik de geijkte methode hier om voorbij te steken: de hoorn. Normaal gaat dan het langzamere voertuig op de eerstvolgende voorbijsteekplaats op de uitwijkstrook staan maar deze heer geeft gas. Hij gaat zo snel dat we vlug aansluiting verliezen. In iedere bocht slipt de achterkant van de wagen vervaarlijk. We houden ons hart vast. We kunnen hem op de piste weg gemakkelijk voor ons zien evolueren en we zien ook de witte stofwolk achter hem. Hij rijdt nu ongeveer 500 meter voor ons uit als hij verdwijnt achter een linkse bocht. Als we zelf een ogenblik later aan die haakse bocht komen is hij niet meer te bespeuren. De baan onder ons kronkelt naar beneden en we zien geen auto en ook geen stof meer. We hebben nochtans zicht over ettelijke kilometers pisteweg. Waar is hij toch gebleven, wat is er gebeurd?...
Terug op de begane grond!
We zijn in Cajamarca – de eerste grote stad op onze route in Peru - aangekomen nadat we eerst nog eens tot 3.800 meter zijn gestegen. Het is middag en op de Plaza de Armas zitten we in een oranje ijssalon van de Holanda keten. Zijn de Italianen niet vermaard om hun lekker ijs?
Veel tijd om te verpozen hebben we niet want voor donker moeten we in de omgeving van Trojillo zijn en dat is nog een 300 kilometer en een pas van 3.400 meter verder…
Over de pas wordt de weg weer slechter en tot overmaat van ergernis hebben de inwoners van alle dorpen waar we door moeten gemeend dat er nog enkele verkeersdrempels tussen de gaten en bulten van de baan, moesten komen. Die verkeersvertagers liggen soms maar 100 meter of minder uit elkaar en zijn op die aardeweg haast niet te zien van ver. Vermits ze illegaal zijn, zijn ze ook niet gesignaleerd.
Oef, we zijn terug op de Pan American en er zijn geen verkeersvertagers meer. Het gaat nu snel richting Zuid hoewel we hier af te rekenen krijgen met politiecontroles. Even voor Trojillo ligt het stadje, aan de Pacific, bekend om zijn rieten vissersbootjes, Huachacan. Bij onze vorige reis naar Peru hadden we hier lekkere vis gegeten en dat restaurant willen we wel nog eens bezoeken. Het is ondertussen al donker en het hotel waar we naartoe willen is volzet, ook het tweede en het derde. Uiteindelijk vinden we een hostal en krijgen er de laatste kamer. |
|
Om de hoek, aan zee zijn tal van restaurants. We gaan niet op zoek naar het bewuste restaurant want de stad staat in rep en roer en vele straten zijn afgesloten. Er is iets op til. Vanop het raamloze eerste verdiep van het restaurant hebben we een uitstekend zicht op de straat beneden waar groepen carnavalvierders zich klaarmaken.
Het duurt wel even, ondertussen is het al over 22 uur, voordat de stoet zich in beweging zet en de laatste groep trekt voorbij even na middernacht. Dan begint pas het feest. |
Terug in de Andes.
Zondagochtend nemen we ontbijt in het restaurant van gisterenavond omdat daar draadloos internet is. We hebben wat achterstand om de website up te daten en dat willen we hier doen voor we de weg terug opgaan.
Het is rond de middag als we de bar verlaten. We hebben zonet, van een 4x4 rijder, informatie gekregen over onze geplande route. Eerst 120 kilmeter zuidwaarts op de Panamericana en dan links afslaan in Chimbote. 120 km piste langs de Caňon del Pato. |
|
Het spektakel van de rood en donker bruin gekleurde kliffen dat we te zien krijgen bij het inrijden van de canyon is geweldig. De piste iets minder. |
|
We moeten over rotsblokken door diepe met water gevulde kuilen, schuin over hopen afgeschoven puin akelig dicht bij de afgrond. Genoeg hindernissen om een ervaren off road rijder uren lang gesprekstof te bezorgen, in het café om de hoek!
Cafés zien we hier niet en we hopen voor donker ergens onderdak te kunnen vinden. Veel mogelijkheden zijn er niet ook geen plek om te kamperen in de soms zeer smalle kloof. Als we denken dat we ongeveer in de omgeving van Caraz moeten zijn zeggen ons drie jongens dat dit nog minstens drie uur ver is. Maar voegen ze er aan toe, met die auto, 2 uur!
Hualanca is de redding! Er is een hostal en het is hier veilig zegt de hotelbaas. We zijn ondertussen terug op 1.900 meter.
Cordillera Blanca.
De volgende ochtend zetten we onze spectaculaire rit in de canyon verder. |
|
De rivier links onder ons buldert over de rotsen en wordt regelmatig extra gevoed door watervallen dat uit de steile kliffen klettert. Het water ziet grijs, geladen met meegesleurd puin. Hier en daar zijn kleine krachtcentrales gebouwd en ook ontdekken we in de rotswanden kleine mijnen. |
Caraz is een dorpje met een Plaza de Armas dat een aantal keren grote grondverschuivingen en aardbevingen heeft overleefd. Hier is een café! Het noemt: “Derat” en er staat een rat onder de naam. Weer een Nederlander? Wij kunnen het niet checken want we moeten verder naar de Cordillera Negro en verder naar de Cordillera Blanca met zijn vele met sneeuw bedekte zesduizenders.
De weg is ondertussen asfalt met gaten geworden en we kunnen er wat meer vaart achter zetten. We blijven stijgen en zijn alweer op een 3.000 meter hoogte gekomen. Ons doel is Chavin, een 3.000 jaar oude archeologische site.
In de bergen en zelfs langs de weg zien we her en der kleine koolmijnen. Verwonderlijk als je bedenkt dat we hier rond 4.000 meter hoog zijn. Deze mijnen en de fossielen die hier in de Andes te vinden zijn is het bewijs dat deze geologische lagen nog ooit in de oceaan hebben gelegen. Ongeveer 80 miljoen jaar geleden was er geen Andesgebergte. De scheur in de aardkorst heeft dan de grondmassa’s omhoog gestuwd en heeft de Andes gevormd. Vandaag groeit de Andes bergketen nog met een meter per jaar aan.
Om vijf uur zijn we er! Chavin, een paar huizenblokken en een Plaza Central. Opnieuw regen en we zitten op 3.200 meter. Het is amper 12 °C. Wij zijn onderweg wel even tot 4.500 meter moeten stijgen om in het piepkleine dorpje met de archeologische site te geraken.
Chavin site.
Bij het ontbijt zitten we te bibberen want de eetzaal van het restaurant is onder een afdak in de open binnenkoer en het is amper 12 °C. Wij verifiëren op onze landkaart welke weg we van hieruit kunnen nemen om verder in de Andes naar de 5.000 meter hoge pas te rijden. Wij zijn niet zeker dat alle wegen zullen open zijn gezien de regens. Dat zullen we verder moeten uitvissen.
De, sinds 1985, door de Unesco beschermde site ligt op wandelafstand van ons hostal. We kopen een Engelstalige gids en proberen er achter te komen hoe men hier 3.000 jaar geleden het in zijn hoofd heeft gekregen in deze omgeving een nederzetting te bouwen. Om die nederzetting te kunnen construeren heeft men zelfs de bedding van de rivier moeten verplaatsen! |
De site is weinig of niet gerestaureerd, gelukkig zijn toch een deel van de tunnels toegangbaar gemaakt voor het publiek. Veel bezoekers zien we hier niet, hoewel. Vier Fransen komen we hier tegen, zestigers, en die zijn al bijna twee maand in Peru aan het rondtrekken met openbaar vervoer. |
|
Terug?
Het regent nog niet maar de lucht ziet zwart als we over de 4.500 meter pas uit de tunnel komen. Wij hebben nog geen uitsluitsel over de berijdbaarheid van de wegen. De ene zegt ja de andere zegt nee als we rondvragen. Een goede 40 kilometer verder moeten we beslissen, want aan de lagune is een afslag. Het landschap hier heeft veel gelijkenissen met de Schotse hooglanden, kale groene bergen met flauwe hellingen, in de valleien moerassen en daarboven laaghangende wolken. Het verschil zit hem in de 2.000 meter hoogte verschil en de plaats op de wereldbol.
De lagune ligt nog op 4.300 meter en langs de weg zien we tal van kleine hutjes met verkleumde mensen die proberen gefrituurde forel te verkopen. Het regent en het is amper 4°C. |
De lucht ziet nog zwarter en warempel het begint te sneeuwen. Wij rijden in de sneeuw! Wij zijn de afslag ondertussen voorbijgereden en hebben dus gekozen om terug naar zeeniveau af te zakken. Dat is toch iets veiliger en we zullen sneller kunnen voortmaken. |
|
Na de sneeuw komt mist opzetten en we zien geen steek meer. Wij gaan traag en de afdaling begint. De mist houdt aan. We laten een toeterende toeristenbus voorgaan. We geloven onze ogen niet. Hij rijdt gezwind naar beneden. Heeft geen enkel licht aan en de zichtbaarheid is amper vijf meter. Wij hebben het nu wat makkelijker want wij rijden achter de stoottram. Bij een van de volgende bochten staat hij neus aan neus met een naar bovenkomende vrachtwagen met standlichtjes aan! Heeft dat hem er toe doen besluiten toch zijn lichten aan te schakelen?
We moeten nog Lima halen en dat is nog een heel eind. Voor we op de Pan American komen hebben we regelmatig kleine oponthouden omwille van wegwerkzaamheden. Het is 17 u 20 als we zuidwaarts de Panamericana oprijden. Nog 205 km naar Lima! We rijden door tenzij we onderweg een goed hotel zouden ontwaren.
De eerste stad van betekenis die we voorbijrijden heeft zelfs geen hotels. De zee rechts van ons lokt wel aan, om aan het strand te kamperen, maar…Hier en daar is de woestijn groen geworden en kweekt men groenten en zelfs suikerriet. Zoals de Mochi’s en andere oude culturen al hebben voorgedaan gebruikt men waar mogelijk, het ondergrondse water dat van de Andes naar de oceaan vloeit om te irrigeren.
Wij rijden met een goede vaart richting Lima en opnieuw steekt een man met uniform zijn hand naar ons uit. Wij moeten opnieuw halt houden. Hij komt langzaam naar de geparkeerde FJ. Ik kan mijn gebruikelijke tactiek om zelf te beginnen met vragen stellen hier niet toepassen. De politieman valt me meteen in de rede en laat ons weten dat we over een gele lijn zijn gereden en dat dit een overtreding is, en gevaarlijk. Ik word nijdig om die gefingeerde overtreding en zeg met kordate stem dat hij daar niet het minste bewijs voor heeft en dat ik zijn chef wil spreken. Dat helpt blijkbaar want ik krijg nu nog alleen een les in veilig rijden in Peru. Een ogenblik later zijn we weer op weg en zien auto’s, bussen en ander verkeer rustig de twee gele lijnen overrijden. Ik moet dus waarschijnlijk mijn les toch niet goed begrepen hebben.
Wij zijn nu aan de rand van de miljoenen stad Lima gekomen Het is al een poos donker want het is 20 uur. Met de gekregen telefonische aanduidingen proberen we het door een Nederlander gerunde hotel in de wijk Magdalena del Mar “Mami Panchita” te vinden. Tot mijn verbazing lukt ons dat wonderwel maar het is ondertussen wel al een twintig na negen.
El Peru avanza.
We zijn twee nachten in Lima gebleven, en omdat we twee jaar geleden al in Lima waren hebben we deze keer rust genomen. Het was wel even zoeken naar een parking voor de FJ en een betrouwbare parking is in Lima zeer nodig. De hotelbaas heeft het meegemaakt dat zijn auto, overdag, vakkundig werd ontdaan van de ganse frontpartij. Alleen de draden die vroeger aan de koplampen vastzaten bengelden er nog… |
|
We rijden nu langs de kust weg van Lima richting Zuid, op de Pan American. Langs beide zijden van de hier vierbaans uitgevoerde weg staan immens grote reclameborden en de ene Playa volgt de andere op. |
Deze regio is duidelijk een vakantiegebied voor de bewoners van Lima We hebben een lange rit voor de boeg, want vanavond willen we in Nasca zijn en dat is 470 kilometer verder. |
|
Het is al 25 na 11, we hebben voor het buiten rijden van Lima de FJ nog een flinke wasbeurt laten geven om al het slijk en grint, van de voorbije dagen in de Andes, weg te spoelen.
|
We hebben ondertussen de oceaan achter ons gelaten we rijden nu het binnenland – de woestijn - in. De weg is nu tweebaans geworden en af en toe moeten we halt houden om tol te betalen.
Net weer een politiecontrolepost gepasseerd! We hebben ons nu voorgenomen als we in de verte een post zien, star voor ons uit te kijken en niet meer naar de politiemannen. En dat schijnt vruchten af te werpen, want een dienaar van de wet links van de weg stond al klaar om ons naar de kant te sturen. Dat heb ik gezien uit mijn linker ooghoek,… dus niet! We zijn doorgereden en wij hebben geen blauwe en rode zwaailichten in onze spiegels gezien.
We zijn Pisco voorbij gereden en naderen de stad Ica. Vooral Pisco maar ook Ica werden twee jaar geleden, in augustus, geteisterd door een zware aardbeving. Pisco werd bijna totaal verwoest. Die aardbeving was kort nadat we toen hier ook waren. Rond de stad Ica liggen vele soms meer dan honderd meter hoge duinen en toen hebben we veel plezier beleefd bij het duin racen in open lawaaierige en opgefokte voertuigen.
Nog een goede 200 kilometer en we zijn in Nasca en daar zou een camping moeten zijn in de tuinen van het “Nido del Condor” hotel dat ligt aan de overzijde van het vliegveld.
Het is 17 uur en we rijden nu de uitkijktoren van Maria Reich voorbij. We stoppen niet om de Nasca lijnen nog eens te bekijken want die zagen we ook al vanuit de lucht en van af die rode metalen vakwerk toren. Maria Reich – een Duitse wiskundige – heeft een groot deel van haar leven gewijd aan het zoeken naar de betekenis van deze in het zand uitgegraven lijnen en tekeningen. Er zijn tientallen theorieën maar nu nog kent men de ware betekenis van die lijnen en figuren op rotsen niet.
Een goede maand geleden stond de ganse woestijnvlakte – met de Nasca lijnen - hier onder water en nu vangt het aan te druppelen. En zeggen dat het hier nooit regent!
Als we Nasca binnenrijden schijnt de late avondzon. Het hotel is gemakkelijk gevonden en inderdaad, er is een grote tuin met faciliteiten om te kamperen. Terwijl wij ons installeren onder een grote boom worden we gadegeslagen door de andere kampeerders. Een koppel uit Berlijn met Volkswagen camper is al vier maand onderweg in Zuid Amerika. Een ander Duits echtpaar met Toyota Land Cruiser met woonblok is al voor de tweede maal hier in Zuid Amerika. Iedere zomer keren ze terug naar Europa en tijdens de wintermaanden trekken ze hier zes maand rond. Er is ook nog een Toyota Land Cruiser met Nederlandse nummerplaat! En daar gaan we nu kennis mee maken. Rondtrekkende Nederlanders hebben we nog niet ontmoet op onze reis. De Nederlanders zijn echter Belgen die op huwelijksreis zijn. Dieter en Kirsten hebben er al vier maand opzitten en zijn vertrokken vanuit Buenos Aires.
Bij een Pisco Sour wisselen we onze reiservaringen uit.
Woestijn en zee.
We hebben van de medereizigers gehoord van een kleine baai aan de Pacific dat ‘Puerto de Incas’ heet en waar ook kan gekampeerd worden naast het hotel vlak aan zee. We besluiten daar een paar nachten te vertoeven. Het is 11 uur en we wuiven de andere reizigers vaarwel. Slechts 170 kilometer en goede weg, door de woestijn. Het Duits koppel, Horst en Gerlinde met de omgebouwde Toyota Land Cruiser willen daar ook naartoe. |
|
Zelfs een woestijnrit kan boeiend zijn. De eerste honderd kilometer is de woestijn vol rotsen en hoge kliffen en daartussen loopt de Pan Americana op een hoogte variërend rond de 5 à 600 meter. |
Als we zicht op de oceaan krijgen steekt een felle wind op en als we op zee niveau zijn gedaald hebben we af te rekenen met een kleine zandstorm die al een goed deel van de rijweg onder het zand heeft bedolven. Wat verder is een bulldozer begonnen met het proberen vrij maken van de weg. De weg slingert nu op een hoogte van 200 meter langs de kliffen aan de oceaanrand. |
|
De door de felle zeewind opgehitste oceaan produceert grote nevelwolken die langs de flanken van de kliffen worden omhooggestuwd. Dat is een mooi spektakel en voor ons alleen want we hebben nog maar weinig voertuigen gezien vandaag. |
|
|
Na een paar haarspeldbochten dalen we af en vinden er de afslag ‘1,5 km Hotel Pto de Incas’. De zandweg gaat verder naar beneden en daar ligt onder ons een 200 meter brede en 100 meter diepe baai met tegen de linker klifrand de Lodge en een mooie kampeerplaats op het strand.
We zijn de enige toeristen als we om 17 uur onze toptent openplooien. |
De Grote Verandering.
Gisteren is de Land Cruiser met Duitse nummerplaat uit Augsburg als laatste op de kampeerplaats aangekomen. En wat later hebben wij met Horst en Gerlinde, bij het kampvuur aan de rand van de zee en bij een glas wijn onze ervaringen uitgewisseld.
De dag in Pto de Incas was (te) vlug voorbij met zalig niets doen. We hebben ondertussen onze geplande reisroute met Gerlinde en Horst - ervaren Zuid Amerika reizigers- eens doorgenomen en zijn tot het besluit gekomen dat we te snel reizen.
Dat levert een dilemma op! We willen voor eind april in Vuurland zijn en dat zou betekenen dat we nog sneller moeten! Later dan april in Usuhua vertoeven is praktisch uitgesloten omdat de winter daar is begonnen en vele zaken en wegen gesloten zijn. Zuidpool temperaturen willen we ook niet meemaken.
De oplossing die we hebben gekozen bestaat erin deze reis te onderbreken. We keren zoals voorzien terug in mei en in januari 2010 vervolgen we onze trip in Zuid Amerika. Dat zal wat extra logistieke problemen opleveren maar de druk wegnemen om op tijd te zijn.
Arequipa.
We rijden nu al een tijdje langs de Pacific want we zijn op weg naar Arequipa, een rit van 417 kilometer. Sinds we vertrokken zijn loopt de weg op en neer en volgt de grillige kronkels van de kliffen die in de Pacific uitlopen. Dat levert alweer unieke zichten van een woeste natuur. Het is zondag en na 100 kilometer hebben we amper twee vrachtwagens gezien. Een paar keer rijden we over een brug waaronder een streep groen is te zien. Het water dat van de verre Andes naar de oceaan stroomt, tovert de woestijn om in een vruchtbaar landbouwgebied waar zelfs in een bepaalde vallei rijst wordt geteeld.
We hebben 200 kilometer gereden en zijn in de laatste stad aan de kust aangekomen. Vanaf Camana gaat de Panamericana nu zeer snel tot 1.200 meter hoog. We rijden zuid oost dieper de woestijn in. De weg blijft gestadig stijgen en ondertussen zijn we een vlakte doorgereden waar groen en landbouw activiteit is te zien. Nu is hij kaarsrecht en golvend over tientallen kilometer. We vorderen goed! Het is nu 17 uur en we zijn op een boogscheut van Arequipa aangekomen. Arequipa ligt in een vallei aan de voet van de vulkaan ‘El Misti’ (5.822 m) met aan zijn beide zijden de Chanchani ( 6.057 m) en de Pichu-Pichu (5.669 m). De stad werd in 1540 gesticht. Voordien was de plaats bewoond door Aymara indianen en later door de Inca’s. Het is nu het belangrijkste commerciële centrum van het zuiden en is door de Unesco beschermd.
Tot onze grote verbazing komen dreigende regenwolken aanzetten en begint het licht te druppelen. Zullen we kamperen in “Las Mercedes” of er een kamer nemen?
We staan aan de poort van het hotel ‘Las Mercedes’ en het heeft opgehouden te regenen. Dus wordt het kamperen in de tuin van het hotel. We zijn hier niet alleen. We worden verwelkomd door een jong paar uit Californië, die hun Land Rover hebben laten verschepen tot Valparaiso in Chili en vandaar over Bolivia naar Peru zijn gekomen. Ernaast staat een Land Rover met Zwitserse nummerplaat maar in feite komt dit jong koppel uit Zuid Afrika. Ze hebben hun 4X4 laten van Zuid Afrika laten verschepen naar Buenos Aires. En voor onze FJ staat een Camper met alweer een Zwitserse nummerplaat. Dit stel is al 2,5 jaar onderweg in Zuid Amerika met twee kleine kinderen en een derde op komst.
De Plaza de Armas van Arequipa is slechts drie blokken (quadras) van onze slaapplaats en nu staan we in bewondering voor de harmonie van de gebouwen die dit plein afboorden. De kathedraal en de andere gebouwen zijn opgetrokken in een soort witte lavasteen. Deze steen werd trouwens gebruikt voor de meeste grote gebouwen van de stad. De harmonie van de gebouwen wordt nog ondersteund door de sfeervolle verlichting. |
|
Hoewel we op 2.400 meter hoog zitten valt de temperatuur best mee en dus zoeken we een restaurant met een terras op het eerste verdiep vanwaar we een overweldigend zicht hebben op de kathedraal en de Plaza. Even later smullen we van een Lomo de Rez met drie pepers. We hebben om de koelte te overwinnen een dikke rode Poncho over ons gekregen van het restaurant personeel. |
4.900 meter hoog naar Chivay.
We zijn vroeg uit de veren. De zon schijnt. We rijden vandaag naar Chivay, niet zo een gek lange rit, slechts 173 kilometer Maar we gaan vandaag tot 4.900 meter hoog.
Het ontbijt smaakt met de koeken die we gisterenavond hebben gekocht in het groot warenhuis hier een blok verder. Het is lang geleden dat we zo ’n heerlijke koffie dronken. Belgische koffie, een nieuwjaarsgeschenk van Erik – onze reisgezel met de Defender in Mexico en Guatemala
We nemen nog wat tijd en gaan terug de binnenstad in om er het maandagochtend leven op te snuiven. Het is elf uur en tijd om te vertrekken. |
We rijden nu al een uur en zijn door de wirwar van straten en ontbrekende wegaanduidingen nu nog maar aan de rand van de stad.
We hebben met de stralende zon een mooie rit voor de boeg. Tachtig kilometer hebben we gereden en zijn al op 4.000 meter geklommen en rijden nu op een vlakte omringd door besneeuwde bergen en vulkanen. We stijgen verder en nu 60 kilometer verder zijn we aan 4.900 meter. We hebben wat koppijn en Lieve is wat misselijk maar voor de rest gaat alles goed. Ook de FJ schijnt weinig last te hebben van deze grote hoogte. |
|
Nu gaan we weer bergaf richting Chivay dat op 3.800 meter ligt. Maar de lucht klaart donker in de richting van Chivay en het duurt niet lang of een fel onweer barst los. Ondertussen is het asfalt veranderd in een aardeweg met gaten, diepe en minder diepe, met greppels en verzakkingen. Dikke hagel klettert tegen de ruiten, het wordt donker en alom zijn dikke bliksemschichten te zien. Ware het niet van de slechte weg, ik zou het een fijn moment vinden.
|
|
Dertig kilometer 'schuddeweg' en opeens een perfecte asfaltweg. Het hagelt en sneeuwt nog steeds en de weg is glad. Dus opletten geblazen. Gelukkig is de weg hier recht en komen we toch vooruit.
We dalen nu langs vele bochten met ernaast diepe ravijnen snel af naar Chivay en het regent nog. Aan de ingang van het stadje moeten we 35 Soles per persoon betalen als toegangsrecht tot de Colcavallei. |
Onze reisgids verwijst ons naar een goed hotelletje aan de hoek van de Plaza de Armas. Slechts een paar straten van de stad zijn geplaveid de rest is herschapen tot een grote modderpoel.
16 uur en we hebben een kamer op het eerste verdiep en met warm water! De FJ staat onder dak in de ingangspoort en wij gaan op verkenning in het stadje.
Op de markt die nog aan de gang is zitten de mensen verscholen onder blauwe plastiek zeiltjes want het regent nog steeds en het is amper 10 °C.
Als we terug op onze kamer op de laptops wat aan het werken zijn valt de stroom weg. De ganse stad, op een paar gebouwen rond de marktplaats na, is donker. Waar zullen we vanavond iets te eten vinden?
EL Cruze del Condores.
We hebben gisterenavond toch nog een restaurant gevonden waar licht was en hebben daar forel gegeten. De stroom is pas laat op de avond terug gekomen.
Nu zijn we al om zes uur gewekt door luid geschal van stemmen uit luidsprekers en door een hoge toon vermoedelijk van een venter.
Acht uur en we zijn op weg naar de Colca canyon. Vandaar moeten we terug een deel van de weg van gisteren op en weer tot 4.900 meter om dan naar Puno af te buigen, 406 kilometer in het totaal.
De Colca vallei is maar pas ontdekt in 1919 en is nu een toeristische topper voor Peru. De vallei was nochtans al bewoond van voor de Colombiaanse periode en de nog bestaande landbouwterrassen stammen al vanuit deze tijd. Het is ook de plaats waar Condors te zien zijn en hopelijk zijn we bij de gelukkigen vandaag.
De hobbelige pisteweg loogt langs de bergflanken omhoog en rechts van ons wordt de kloof steeds smaller en dieper. |
Er is op dit vroege uur al (relatief) veel verkeer, vooral kleine toeristenbusjes. Bij de ‘Mirador Cruze del Condor“ zijn we op het hoogste punt gekomen. Daar is de kloof zeer smal en heeft een duizelingwekkende diepte van 3.100 meter! De bodem kunnen we af en toe zien doorheen een lager hangend wolkendek. |
|
|
Tot helemaal beneden ontwaren we op de steile kloofflanken de eeuwenoude terrassen. Hier zouden we nog een week kunnen rondtrekken maar we moeten verder. De Condors krijgen we helaas niet te zien. |
|
We rijden dan maar terug naar Chivay. Voor ons rijdt nu een Land Rover met Zwitserse nummerplaat. Het zijn de wuivende-Zuid-Afrikaanse-Zwitsers van Arequipa die we voorbijsteken. Wij zijn nu bijna aan het einde van de pisteweg bijna in Chivay, en een Camper komt ons tegemoet gereden. Het zijn de Zwitsers met twee kinderen die ook op weg zijn naar de Colca canyon.
Naar Puno aan het Titicacameer.
We moeten nu dezelfde weg terug van gisteren over de 4.900 meter pas. De zon schijnt en het zicht op de besneeuwde vuurbergen rondom ons is overweldigend. Na zowat 180 km komen we aan een wegsplitsing en daar moeten we links afbuigen naar Puno, nog 220 kilometer. We waren ondertussen afgedaald tot een 4.000 meter maar nu stijgen we weer tot 4.500 meter. Hier zijn wij nu op een immense hoogvlakte beland met aan de horizon heuvels van een paar honderd meter hoog. 80 kilometer, bijna rechte weg, hebben we nu al op deze hoogvlakte gereden. Ook op de onherbergzame vlakte zien we hier en daar hutjes waarin mensen leven of komen we herders tegen met schapen of lama’s.
In deze streek leven ook de vicunia’s, dat lezen we op de borden die we af en toe langs de kant van de weg zien. En ja, we hebben er enkele kunnen ontdekken op het steppegras.
Wij zijn aan de Laguna Laganitas en de zwarte lucht in het oosten kleurt het meer inktzwart in het westen schijnt een lage avondzon. We zijn op 4.000 meter.
Op onze ganse rit hebben we nog geen benzinestation gezien en ondertussen is het reserve indicatielicht gaan branden. Met 5 gallon reserve op het dak zijn we veilig maar toch zouden we niet graag deze voorraad moeten aanspreken. Een geïmproviseerd benzinestation een kilometer na het tolstation heeft vaten met benzine en daar kunnen we 5 gallon tanken uit een open vat, genoeg om Puno te bereiken, 100 kilometer verder.
We zijn terug in de bewoonde wereld en rijden af en toe door een dorp met schamele hutjes waartussen veel kleine kinderen spelen. De temperatuur is wat opgelopen en het is nu 11°C. Een van de ons tegemoet komende voertuigen trekt onze aandacht. |
We kunnen onze ogen niet geloven. Ja, het is inderdaad Tesamobil. Het Duits koppel hebben we voor het laatst gezien in Belize. Het weerzien is hartelijk. Zij zijn op weg naar Arequipa en de Colca Canyon en keren dan terug naar Puno om later naar La Paz te reizen. Zij moeten nog ruim 200 km afleggen en we moeten noodgedwongen na een tiental minuten afscheid nemen. Misschien tot in La Paz of in Chili of in Argentinië klinkt het afscheid. |
|
We zijn in Julianca. Die stad staat bekend om zijn drugstrafiek, namaak van zowat alles dat met veel winst kan verkocht worden, alcohol, software, kleding, dollars ….In het chaotische centrum is de politie ons te vlug af. We moeten langs de kant. Waarom? Transit verkeer moet voorrang geven, zegt de geüniformeerde dikkerd! Dat schijnt in die stad alleen te gelden voor buitenanders… moet je natuurlijk wel weten! 170 soles en rij a.u.b wat verder aan de linkse kant van de straat. Ik wring me tussen de toeterende driewielers, busjes en ander gemotoriseerd verkeer tot aan de overkant van de straat. Ja, meneer wat u doet is gevaarlijk en dat is een inbreuk! Jij moet naar het commissariaat. Rij nog wat verder meneer. Ik blijf deze keer onnozel kalm en zeg hem dat het voor een vreemdeling “muy dificil” is in dit drukke verkeer. Hoe ver is Puno? Vraag ik. Vijf en veertig minuten, señor. Hij bekijkt voor de vierde maal de fotokopieën van mijn pas en eigendomsbewijs van de FJ. Vijf en veertig minuten naar Puno señor, herhaalt hij ook voor de vierde keer. Ik ga over naar de “mea culpa” tactiek en het helpt. Ik krijg mijn kopieën terug zonder een Sol betaald te hebben.
Het is bijna 19 uur en we zij in Puno. Hier worden we verwacht door een vriend van een Probus collega.
Ivo die hier al vijf jaar woont en werkt voor een Zwitserse NGO die in toerisme werkt vervoegt ons op het Parque Pino. Hij heeft gezorgd voor een parking voor de FJ en we zullen nu twee nachten bij hem vertoeven.
In Puno.
In Puno schijnt de zon en overdag is het comfortabel warm hoewel de lucht temperatuur amper 14 °C bedraagt. Eens de zon verdwenen is daalt de temperatuur tot 10 ° of lager en dan is het zelfs voor ons kil. Hier leven de mensen in huizen zonder verwarming en enkel de vier sterren hotels hebben verwarming. We zitten tenslotte nog altijd op 3.800 meter.
Het nieuwe huis van Ivo ligt bijna boven op de steile flank van de kom waarin de stad ligt en op wandelafstand van de Plaza de Armas. Door het raam van de woonplaats hebben we een machtig uitzicht op het Titicaca meer en mede door de steile helling naar beneden is de oever van het meer slechts een paar honderd meter verder. Na de helse ritten van de laatste dagen en om toch wat beter te kunnen acclimatiseren, doen we het vandaag wat rustig aan. Het meer met de drijvende rieteilanden het toeristische Taquile eiland hebben we bezocht voor twee jaar.
Het is donderdag 12 maart en na het ontbijt gaan we de FJ ophalen. Van de gastvrije en sympathieke Ivo nemen we afscheid en vertrekken richting Bolivia, rijk aan reistips meegekregen van Ivo.
|
|
De weg de zuidzijde van het meer is in betrekkelijk goede staat. We rijden de stad juli binnen want deze kleine plaats aan het meer is ooit de plek van waaruit de Jezuïeten met de evangelisatie zijn begonnen in Zuid Amerika. De stad heeft vier kerken die stammen uit de Jezuïeten tijd, slechts een wordt nog gebruikt. De andere drie zijn in staat van verval door beschadigingen veroorzaakt door aardbevingen en bliksem inslag. |
We zijn terug op de grote weg en een Jeep Wrangler komt ons met knipperende koplampen tegemoet. We zijn toch wat benieuwd en maken halt. De Wrangler maakt rechtsomkeer en parkeert voor onze FJ. De nummerplaat van Florida achteraan zet ons op het verkeerde been. Want als we even later uitbundig kennis maken is het een Pools koppel dat op 1 januari vanuit New York is vertrokken voor een tocht in twee etappen naar Patagonië. We besluiten de weg samen verder te zetten.
De grensovergang Puerto Perez levert weinig problemen op en is niet meer te vergelijken met wat we in Centraal Amerika meemaakten. Het is een kleine post en er zijn niet veel grensbewegingen als wij daar rond twee uur aankomen. Eens over de grens moeten we onze uurwerken een uur verlaten want we zijn in een andere tijdzone. Bij de douane in Bolivia hangen grote affiches dat corruptie strafbaar is maar in het kantoor ernaast bij de immigratie wordt ons 2O Bolivar (2,5€) aangerekend. Bij het volgend kantoor van de Policia zitten drie man, we moeten daar nog wat stempels voor de tijdelijke invoer van de wagens verzamelen. De overigens vriendelijke politie mensen maken de papieren snel in orde en de eerste vraagt 5 Bolivar. Ik vraag hem om een ontvangstbewijs en hij verwijst mij naar zijn collega achter het andere bureel. De Polen hebben ondertussen zonder morren betaald maar ik vraag aan de tweede man die 10 Bolivar vraagt een ontvangstbewijs. Hij sputtert wat tegen en gaat finaal akkoord dat ik niets meer moet afdokken! We zijn definitief in Bolivia. |
We reden 3.810 km in Peru
|
|
|
Voor de vertaalde pagina's: De kleine foto's kunnen alleen vergroot bekeken worden vanuit de oorsronkelijke pagina. |