|
Aan de grens
Wij zijn aan de grens en het is iets over 15 uur. Het ziet er hier minder chaotisch uit maar ook hier is het razend druk. Geen kraampjes hier met kleurig geklede vrouwen maar barakken met opschriften “Tax free”. De wegverharding is hier opgebroken en de aardeweg zit vol met diepe putten. Die staan nu alle vol water want het heeft pas geregend. |
Zelfde situatie als bij het binnenrijden van Honduras. Veel belangstelling voor de FJ zowel van de officiëlen als van de omstaanders. Wij worden gevraagd hoeveel die heeft gekost en als we daar ontkennend op antwoorden beginnen ze zelf getallen te suggereren.
Een vrijwilliger (te betalen) als administratieve hulp. 20$ om het land te verlaten, geen copies nodig hier, douane voorbij en nog eens 20$ in plaats van 4$ om niet te moeten wachten bij immigratie van Nicaragua, wat geld wisselen in Cordoba’s en we hebben alle papieren en stempels in minder dan een uur. 200 meter verder een laatste controle, en we moeten nog eens 2$ geven en dan zijn we definitief in Nicaragua. |
Somola
We moeten een slaapplaats vinden die niet te ver af ligt want we willen niet rijden in het donker. 20 km verder alweer een politie controle! Het ene document na het andere wordt gevraagd en één van de mannen noteert alles in een lijst. Wij zijn in orde bevonden en mogen verder. Op een goede 20 km van hier ligt Somola, stadje aan het begin van een canyon, en de Footprint en Lonely Planet gids adviseren er hotel ‘Panamerica’ aan om te overnachten. We vinden het hotelletje vlak bij de kerk en wij zijn er de enige gasten. De kamer is basic maar heeft een eigen toilet en douche met koud water.
De volgende ochtend, 31 december, we zijn al vóór zeven uur op de been. Het slapen viel niet al te best mee want elk half uur werden we eraan herinnerd dat we bij de kerk sliepen. |
Naar het meer van Nicaragua.
Ontbijt en wij zijn de baan op. We hebben net een hotel vastgelegd in Granada, koloniale stad aan het meer van Nicaragua. Er was nog een suite met jacuzzi beschikbaar en die hebben we geboekt voor twee nachten. De hotelbaas zegt dat het vijf uur rijden is van hier naar het 250 km verwijderde Granada.
De weg is praktisch verlaten en enkel in de dorpen en de paar stadjes die we voorbijrijden is het wat drukker. We vorderen goed en nog een drie uur later zijn we op 35 km van ons doel in Tipitapa aan het meer van Managua.
|
|
Wij zijn door gebieden gereden waar rijst werd geteeld, we hebben weer vulkanen kunnen zien maar we zijn ook door dor gebied gereden waar alleen lage struiken groeien. Op vele plaatsen ligt het vuil langs de straatkant, soms hele vuilnisstorten. Een aantal keren branden die hopen vuil.
In Guatemala, Honduras en nu ook in Nicaragua is hout sprokkelen een dagelijkse tijdsintensieve bezigheid van de bevolking. Hout is nodig om eten klaar te maken. |
Je ziet oude mannen sleuren met enorme takken, kinderen zijn ook ingezet en anderen hebben een bundel achteraan op de fiets gebonden. Hier en daar staat er iemand langs de kant van de weg met een stapeltje hout in de hoop er een koper voor te vinden. De mensen zijn arm hier, maar dat is hen niet aan te zien. Ze zijn netjes uitgedost en ze hebben steeds de glimlach op de wangen. Het is schrijnend te zien hoe een oude man langs de andere kant van de weg, in de blakende zon, een stuk boom - door hem met veel moeite uit de wildernis gesleurd - toont aan de zeldzame voorbijrijdende pick-ups, in de hoop daar wat geld voor te krijgen. Hij kan natuurlijk niet weten dat een twintigtal kilometer verder het hout daar voor het rapen ligt. |
De zoveelste politie controle.
Tipitapa zijn we bijna doorgereden en opnieuw worden we uit het verkeer geplukt door een politiepatrouille. We vertellen de man die aan mijn raam staat dat we Belgen zijn op weg naar Panama en dat we van Somola komen. Hij reageert niet maar vraagt ons het ene document na het andere. Als hij zowat alles in handen heeft vervoegt hij zijn collega die onder de bomen in de schaduw achter de FJ staat. Ik stap uit en wil weten wat er kan haperen. De agent met onze papieren in de hand prevelt wat tegen zijn collega. Ik zeg hun dat alle documenten in regel zijn maar daar zijn ze het blijkbaar niet mee eens want ze weten niet of mijn internationaal rijbewijs wel van mij is. Als ik het document dan volledig open en hun mijn foto laat zien murmelen ze wat. Dan stapt één naar de FJ en vraagt wat daar boven op de FJ staat. Een tent zeg ik hun nog steeds kalm. |
|
Ondertussen is Lieve uitgestapt en toont ze een foto van de ARB top tent. Neen, neen dat mag hier niet. Ik wordt wat zenuwachtig en leg hun uit dat we nu al meer dan 13.000 km door vijf landen hebben gereden en dat zij de eerste zijn die bezwaar hebben tegen die uitrusting. “Ja wij zijn de politie hier en wij bepalen wat hier mag en niet mag” is het antwoord. “Kijk dit is te gevaarlijk” en hij probeert nu uit te leggen dat als er een auto achteraan tegen de FJ rijdt de aanrijder de tent op zijn kop krijgt. |
Ik wordt nu echt wat kwaad en roep de mannen toe dat ik met hen naar hun ‘patron’ (chef) wil gaan! Op slag plooien ze de paspoorten toe en geven me één voor één alle documenten terug. En wij een beetje geïrriteerd rijden verder naar Granada. |
Granada.
Hotel ‘Colonial’ ligt aan de Gran Parque en is een zeer mooi gerestaureerd koloniaal gebouw. Het is een Frans koppel dat het hotel met 32 kamers en twee kleine zwembaden open houdt.
Onze reservatie is in orde en even later betrekken we onze suite. De FJ staat twee blokken verder bij de pompiers
In ‘Colonial’ kunnen we alleen ontbijten dus moeten we nog een restaurant vinden voor vanavond.
Granada is ooit de rijkste stad geweest van Midden Amerika. De Spanjaarden hebben hier goud en zilver gevonden. De vroegere rijkdom zie je aan de vele kerken en mooie gebouwen. Maar spijtig zijn die hier en daar nog in verval en wachten op restauratie. De straten hebben ooit eens een deftige asfaltlaag gehad maar die is nu aan het afbrokkelen. |
|
|
In de straten van Granada: verwelkomd met folkloristische dansen ons hotel |
Overal ligt papier en vuil in de straten. Er zijn opvallend veel bedelaars en die zijn wat agressiever dan in andere Latijns Amerikaanse steden. Onze eerste indruk is iets minder positief dan de beschrijvingen die we hebben gelezen. Misschien ligt het vuil hier omdat we vandaag de laatste dag van het jaar zijn en er misschien niet wordt gewerkt. |
Acht uur en we zitten aan de door ons gereserveerde tafel in een mooi Nicaraguaans restaurant ‘ El Zacuan ’ befaamd om zijn vleesspecialiteiten. Rondom ons zitten vooral Amerikanen en het koppel aan de tafel naast ons is al voor de tweede keer in Granada. Wij hadden gehoopt typische muziek van hier te kunnen horen maar in plaats daarvan zit een heer met operastem achter een synthesizer Westerse evergreens te zingen. Dat valt wat tegen, maar de margarita’s, de schotels, de wijn en de champagne kunnen we best pruimen. Om wat ambiance onder de gasten te brengen krijgt iedereen een ratelaar toegestopt. De bariton heeft ondertussen opgehouden ons te vervelen en in zijn plaats komt er nu opzwepende Latijns Amerikaanse muziek uit de luidsprekers. |
|
Wij zijn onder de laatste om de eetzaal te verlaten maar het is nog maar half twaalf. Buiten is het al begonnen. Vuurwerk en knallen overal. We instaleren ons op een bank in het park recht tegenover de kathedraal. Het is aangenaam warm en zo genieten we van de sfeer en het mooie uitzicht. 2008 gaat hier langzaam over in 2009 want er is geen aftelling gestart en de klokken hebben niet geluid. De inwoners van Granada hebben met honderden gezorgd voor veel feestgeknal dat langzaam uitsterft als de klok 0 uur 30 aanwijst. |
het vuurwerk op middernacht |
|
Het Masaya vulkaan park
2 Januari het is 12u30 en wij rijden stapvoets in de marktstraat van Granada richting Zuid. We krijgen hier een totaal ander beeld dan van het centrum rond de kathedraal. Je kan hier over de koppen lopen en de gevels van de huizen zijn nauwelijks te zien door de kraampjes die ervoor staan. De straat wordt voor meer dan de helft ingenomen door de voetgangers die ogenschijnlijk er zich niet om bekommeren dat dit een verkeersweg is. Een ding hebben de twee stadswijken wel gemeen: het is er vuil en de afval ligt soms op stapels op de hoek van de straten.
Die afval, plastiek en andere rommel is een groter probleem in Nicaragua dan in de andere landen die we doorkruisten. De hoofdwegen bij het binnenkomen van steden worden wel opgeruimd maar daar stopt het mee. Goten en rivierbeddingen zijn bezoedeld met afval.
We zijn op weg naar het Masaya vulkaanpark en dat ligt ten Westen van de snelweg naar Managua. We willen in dit park overnachten want daar schijnt een kampeerplaats te zijn. De kampeerplaats is naast het bezoekerscentrum maar er zijn na 17 uur en vóór 9 uur geen toiletten laat staan douches beschikbaar. Toch besluiten we hier te blijven, op de flank van 3 vulkanen waarvan één nog actief is. |
|
De vulkanen zijn niet hoger dan 650 meter en uit een krater kunnen we een pluim stoom, geladen met zwavel zien opstijgen. Er is een uitkijkpost een 50 tal meter hoger dan de actieve krater en als de wind wat goed zit zien we een verticale zwart geblakerde kraterwand. Als de wind zou draaien is het wegwezen geblazen en zo snel mogelijk. Daarom moeten de wagens geparkeerd worden, allen met de neus in de vertrekrichting. |
De wind blijft gelukkig constant, en dit, voor ons welzijn, in de goede richting blazen. We proberen ons voor te stellen hoe vroegere generaties dit natuurfenomeen ervaarden. Wat we wel weten is dat in de 16de eeuw een Spaanse monnik ervan overtuigd was dat hier de ingang van de hel zich bevond en daarom liet hij aan de rand van de krater een kruis oprichten. Een andere pater was ervan overtuigd dat de gloeiende lava goud was en is in de krater afgedaald met een spatel en emmer om het goud te halen… 6.000 jaar geleden leefden hier al mensen en toen werden vrouwen en kinderen geofferd en in de krater gegooid om de demonen te behagen. |
Zichten van de Vulcano Masaya |
Slapen op een vulkaan hebben we in deze reis nog niet gedaan. We zijn nu alleen in het park, het wordt donker de temperatuur is nog altijd 27 °C. Er staat een licht briesje en we ruiken geen zwavel meer. We hebben zonet wat gesocialiseerd met een gewapende parkwachter en we weten nu dat we veilig zullen slapen. Of het nu de temperatuur was of het getrappel van dieren rond de FJ die ons af en toe uit onze slaap haalden weten we niet maar nu zitten we lekker in de schaduw van een boom met gele bloemen, ons ontbijt met lekkere koffie en frisse yoghurt te verorberen. De ranger is ons even komen goede morgen wensen. Hij bevestigt dat er herten en andere hoefdieren rondlopen en ook coyotes.
Managua
Managua is de hoofdstad van Nicaragua. Ze werd al een paar keer compleet verwoest door aardbevingen. De laatste keer in 1972 met meer dan 600 doden en meer dan 300.000 mensen dakloos tot gevolg. |
|
We rijden de stad in langs een brede kaarsrechte snelweg richting Noord. Aan de horizon zien we een kegel oprijzen van alweer een vuurberg. We passeren nieuwe ommmuurde villawijken, shoppingcenters en even wanen we ons in Europa. Hier is ook geen afval te bespeuren. Dit deel van de stad is duidelijk nieuw. We moeten wat zoeken – van Nicaragua hebben we geen wegenkaart kunnen bemachtigen – maar we vinden het historisch centrum van de stad, of wat er van overblijft. Veel open ruimten een park en de overblijfselen van de kathedraal die na de aardbeving van 1972 niet meer werd hersteld. |
En er is ook nog het Palacio Nacional dat nu een antropologisch museum is. De open ruimten waren vroeger woonwijken en de stad heeft zich nu verspreid over haar uitgestrekte buitenwijken. |
Ometepe eiland.
Ometepe is een van de vele eilanden in het meer van Nicaragua. Onder de begeleiding van de opzwepende Salsa en Merengue muziek komen we aan de ferrybootstijger. Ometepe is bijzonder want het eiland heeft twee vulkanen, 1.600 en 1.300 meter hoog. |
|
Wij weten niet of we de overzet van 45 minuten wel willen doen. 25 € plus nog de kosten voor een gids. Uiteindelijk kiezen we voor een plek aan de Pacific in plaats van aan het Nicaragua meer. Dat meer heeft wel iets bijzonders. Het kan namelijk bevaren worden vanaf de Caribische zee. Zo zijn de Spanjaarden ooit tot hier kunnen varen en is er vóór de aanleg van het Panama kanaal, gedacht om die waterweg te gebruiken als doorsteek tussen de twee oceanen. |
San Juan del Sur
60 km verder Zuidwaarts ligt San Juan del Sur. San Juan del Sur ligt aan een kleine baai met zandstrand en kliffen en naar men zegt moet het er idyllisch mooi zijn. Uit internet heb ik hier een naam van een lodge gevonden. De Ecolodge heeft een goed restaurant en je kan er ook kamperen. Die lodge moet 12 km noordwaarts liggen naast Playa Marsella en is te bereiken over een slechte weg. Op de slechte weg rijden we nu, maar bij navraag blijkt de lodge verkocht te zijn voor ( amper) 1.500.000 $. Althans dat zegt me een oudere heer die hier aan het wandelen is. Charly – een Amerikaan - weet ons ook te vertellen dat wij met zijn groeten naar het wat verder gelegen Cabana park kunnen gaan dat door een koppel uit Californië wordt gerund en waar we zeker zullen kunnen kamperen.
De dame die ons ontvangt doet nogal vreemd en wat later verdwijnt ze in de woning. We wachten nog wat en een man komt ons begroeten. Hij is ofwel dronken ofwel juist ontwaakt uit een drug roes. Hij staat wat te waggelen op zijn benen en wil weten wat we van plan zijn. Hij wil ons wel een plaats geven maar... Plots vraagt hij of ik “fuego” ( ik vermoed lucifers) bij heb. Ik zeg “neen”, hij vraagt daarna ‘hoe lang wij willen blijven?’ ‘Eén nacht zeggen wij’. ‘Hoeveel willen jullie betalen’ vraagt hij dan. ‘Zo weinig mogelijk’ is ons antwoord. ‘Wat vind je van 30$’ vraagt hij? Dat is dan ongeveer het einde van ons gesprek. Wij zeggen vaarwel en vertrekken terug naar San Juan. Neen we zijn geen drugsgebruikers meneer. Rare snuiters die Amerikanen!
|
|
Van San Juan del Sur naar de grens met Costa Rica is het slechts een boogscheut. We hebben uiteindelijk een betaalbaar, rustig hotel betrokken met garage, op 100 meter van het strand. We zijn wat laat aan het ontbijten maar het is zondag toch?
11 uur is het nu en wij rijden de garage uit. |
De straten zijn nog verlaten als we richting San Jorge inslaan. In San Jorge komen we terug op de CA1. De Pan American volgt dan de oevers van het meer van Nicaragua tot aan de grens met Costa Rica ongeveer 40 km verder. |
We reden in Nicaragua 825 km |
|
Voor de vertaalde pagina's: De kleine foto's kunnen alleen vergroot bekeken worden vanuit de oorsronkelijke pagina. |