Geschiedenis van Colombia
Precolumbiaanse tijdperk
Precolumbiaanse culturen
In het precolumbiaanse tijdperk werd het land bewoond door inheemse volken met verschillende niveaus van beschaving en organisatie. De oudst gevonden resten van menselijke bewoning dateren van 16400 jaar geleden. Het betreffen resten van gereedschap die gevonden zijn nabij Girardot. De oudste resten van menselijke lichamen zijn 12500 jaar oud en gevonden bij Zipaquirá. Beide plaatsen liggen in het relatief droge Andesgebied. Men gaat er echter van uit dat de warme en vochtige gebieden van de Amazone en de Caraïbische en Pacifische kusten nog eerder werden bewoond hoewel de oudste vondsten daar slechts 9000 jaar oud zijn. De inheemse volken waren rond 3500 v.Chr. jagers en nomadische landbouwers, die de zee- en rivierkusten bevolkten. Met de komst van maïs als voedselbron in de 2e eeuw v.Chr. begonnen groepen zich te vestigen.
Vroege precolumbiaanse volken waren in het noorden Urabá (ca. 1000 v.Chr - 0) en Sinú (0 - 1000) (vooral bekend om hun uitgebreide systeem voor irrigatie en drainage van landbouwgrond). In het zuid-westen leefden Tumaco, Calima (1000 v.Chr - 800), Malagana (300 v.Chr - 300 n.Chr), Cauca, San Agustín (1000 v.Chr - 1500 n.Chr), Tierradentro, Nariño, Quimbaya (0 - 900) en Tolima (200 v.Chr - 500 n.Chr). Ten tijde van de Spaanse veroveringen waren er drie taalfamilies in Colombia: Chibcha, Carib en Arawak. 300 tot 400 jaar voor onze jaartelling trokken Chibcha-sprekende indianen vanuit Midden-Amerika naar Colombia, Venezuela en Ecuador. De Chibcha vestigden zich oorspronkelijk aan de Atlantische kust. Arawak-indianen migreerden vanuit het oosten naar Colombia en vestigden zich voornamelijk in de oostelijke rivierengebieden van de Orinoco en Amazone. Rond 1000 n.Chr. trokken oorlogszuchtige Carib-indianen van de Braziliaanse kuststreek en de eilanden naar de Colombiaanse kusten en rivierdalen van de Magdalena en de Cauca en verdreven daar de Chibcha naar hoger gelegen Andes-gebieden. De Chibcha bereikten een hoge graad van economische en politieke ontwikkeling. Toen de Europeanen rond 1500 Zuid-Amerika begonnen te ontdekken was de Chibcha de meest prominente etnische groep. Zij waren onderverdeeld in de Muisca en de Tairona, en nog enkele kleinere groepen. De grootste groep, de Muisca, hadden hun woongebied op de hoogvlakten van het huidige Cundinamarca en Boyacá en waren landbouwers. Hun maatschappelijke organisatie draaide om het cacicazgo, het stamhoofd, en een overerfbaar leiderschap via de vrouwelijke lijn. (In het bijzonder: de opvolger/erfgenaam van het stamhoofd was de zoon van zijn zus.) Er bestonden twee grote Muisca bondgenootschappen ten tijde van de Spaanse veroveringen: Bacatá (Bogota) en Hunza (Tunja). Aan het hoofd van de Bacatá stond een Zipa, het opperhoofd. Bij de Hunza heette het opperhoofd Zaque. De kleinere Chibcha-sprekende groep Tairona bevolkten de noordelijke uitlopers van het berggebied Sierra Nevada de Santa Marta. Tairona bestond uit twee groepen, een in het Caraïbische laagland en de ander in de hooglanden van de Andes. De eerste groep leefde van vissen en zoutwinning, producten die ze ruilden voor textiel van de Tairona in het hoogland. Tairona leefden in talrijke goed georganiseerde steden die via stenen wegen met elkaar waren verbonden.
Spaanse verovering en overheersing
Nuevo Reino de Granada
Rodrigo de Bastidas landde in 1500 als eerste op de Colombiaanse kust. In 1509 stichtte Alonso de Ojeda de noord-westelijke kustplaats San Sebastian de Urabá. Vasco Nuñez de Balboa stichtte Santa Maria la Antigua del Darién van waaruit hij een expeditie ondernam naar de Pacifische kust (1513). Met Santa Marta (1525) en Cartagena (1533) kreeg men de kust in handen en van daaruit begon de koloniale overheersing van het binnenland, aangemoedigd door de de mythe van 'El Dorado', de overvloedige bron van goud. Onder leiding van Gonzalo Jiménez de Quesada en Sebastián de Belalcázar werd het huidige Colombia ontdekt (1536). In 1557 werd in Bogota de 'Real Audiencia del Nuevo Reino de Granada' opgericht. De verovering van Nuevo Reino de Granada werd gekenmerkt door plundering van het Indiaanse cultuurgoed, afdwinging van Spaanse gebruiken en religie, en slavernij. Het harde Spaanse regime had een een uitdunning van de Indiaanse bevolking tot gevolg. Daarom werden negerslaven naar Colombia gevoerd om het werk in de mijnen en de plantages uit te voeren.
Onafhankelijkheid van Spanje
Tot 1810 was het land een kolonie van Spanje en een belangrijke bron van goud maar in dat jaar verklaarde Colombia zich onafhankelijk. Spaanse troepen onder leiding van generaal Pablo Morillo veroverden het land echter na de napoleontische oorlogen terug. Pas in 1819 was er sprake van een echte onafhankelijkheid onder leiding van Simón Bolívar en Francisco de Paula Santander. Simón Bolívar werd de eerste president van Colombia.
Groot Colombia
Colombia bestond toen nog uit het huidige Colombia en Ecuador, Venezuela en Panama. In 1830 werd Bolivar afgezet wat leidde tot het uiteenvallen van de Republiek. Ecuador en Venezuela ontstonden als onafhankelijke staten, Panama bleef nog onderdeel van Colombia tot 1903. Van het begin af was de politieke situatie onrustig onder andere omdat het politieke stelsel uit slechts twee partijen bestond, de liberalen en de conservatieven. Deze tweedeling kwam ook ruwweg overeen met de sociale tweedeling van het land: aan de kust wonen de 'costeños', veelal afstammelingen van de slaven - in het centrale hoogland wonen de 'cachacos', de Spaanse afstammelingen.
Burgeroorlog en volksopstanden
Als gevolg van de desolate economische situatie, verschillende staatsgrepen en voortdurende gewelddadige conflicten begon in 1899 de 1000-daagse Oorlog tussen de regerende conservatieven en troepen van de liberalen. De oorlog, die tot 1902 duurde, zou uiteindelijk tussen de 60.000 en 130.000 levens eisen en het land vernield achterlaten. In 1903 leidde een militaire opstand, gesteund door de VS die het Panamakanaal wilde bouwen, tot de afscheiding van de toenmalige provincie Panama. In 1928 vond het bloedbad van de Bananenstaking plaats. De Amerikaanse United Fruit Company had een monopolie in de bananenplantages en buitte de werknemers uit. De staking werd met geweld gebroken met honderden slachtoffers als gevolg. Vanaf 1948 vond een bloedige volksopstand plaats nadat de liberale presidentskandidaat Jorge Eliécer Gaitán werd vermoord. De volksopstand in Bogota, met 2500 doden tot gevolg, verspreidde zich over het gehele land. Deze strijd, bekend als 'La Violencia', heeft het leven gekost aan waarschijnlijk meer dan honderdduizend mensen. Steden en dorpen werden platgebrand en meer dan een miljoen mensen vluchtten naar Venezuela.
[bewerk] Militaire en politieke dictaturen
Van 1953 tot 1957 leidde generaal Gustavo Rojas Pinilla een militaire dictatuur. In een poging om politiek geweld en autoritair optreden te stoppen spraken de twee grote politieke partijen, de Conservatieven en de Liberalen, in 1958 af om afwisselend het bestuur van het land over te nemen. Dat leidde echter niet tot een wezenlijke vermindering van het geweld omdat velen zich door deze afspraak voelden uitgesloten van het democratisch proces. Deze periode duurde tot 1974 maar van 1965 tot 1968 werd de staat van beleg nog uitgeroepen als gevolg van geweld van linkse guerrilla's en opstand vanuit de Universiteit van Bogota.
De huidige grondwet dateert van 1991.
Huidige politieke situatie
Bogota
De huidige politieke situatie is onrustig. Tegenover de overheid ontstonden linkse guerrillagroepen FARC en ELN. Grootgrondbezitters richtten privélegers op ter verdediging van hun land. Daaruit ontstonden paramilitaire rechtse strijdgroepen waarvan de AUC de grootste is. Met de opkomst van de cocaïneproductie bewapende de maffia zich ook op grote schaal. Op dit moment is een ideële scheiding niet duidelijk. Zo maakt de maffia gebruik van bescherming door de guerrilla en financiert deze in de oorlog tegen de overheid met drugsgeld. De strijd tegen paramilitair geweld, guerrilla, cocaïnemaffia, corruptie en machtsmisbruik is van voortdurende invloed op de politieke situatie. Zo werd in 2002 nog presidentskandidaat Íngrid Betancourt, voorstander van dialoog, door de linkse guerrillagroep FARC ontvoerd. Deze factoren maakten het voor buitenlandse investeerders een onaantrekkelijk land en dat weerspiegelt zich in de economische situatie. De huidige president Álvaro Uribe Vélez volgt enerzijds een harde lijn tegen de terreur en probeert anderzijds grip te krijgen op de paramilitaire groepen door overeenkomsten te sluiten en ze te demobiliseren of te integreren in leger en politie. Door de harde lijn wordt de FARC in de verdediging gedwongen en verbetert de economische situatie enigszins. De cocaïne-maffia wordt met wisselend succes bestreden in de War on Drugs, grotendeels gefinancierd door de Verenigde Staten. Hoewel er bezwaren zijn tegen de tolerante houding van de regering tegenover de paramilitairen, de besproeiingen van cocaplantages en het inzetten van burgerbevolking bij de strijd steunt de bevolking in meerderheid dit beleid, want Uribe werd in 2006 voor een tweede termijn gekozen. De internationale gemeenschap ondersteunt de Colombiaanse regering in het herstel van de rechtsstaat, het herstel van het gezag over het gehele grondgebied van Colombia en een oplossing voor het gewapende conflict in Colombia. Een groep landen, G-24, functioneert hierbij als controlerend orgaan.
[bewerk] Mensenrechten
Amnesty International meldde in het Jaarboek 2007: "Ofschoon sommige vormen van geweld in verband met het slepende conflict in Colombia terugliepen, met name moordpartijen en ontvoeringen, waren ernstige mensenrechtenschendingen nog altijd aan de orde van de dag. Alle partijen bij het conflict (... ) schonden de mensenrechten en het internationaal humanitair recht. Ze waren verantwoordelijk voor oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. Het aantal mensen dat ontheemd raakte door het conflict liep terug, maar het grote aantal ontheemde mensen bleef een punt van zorg. Vakbondsmensen en mensenrechtenactivisten waren het doelwit van geweld, met name door paramilitaire groeperingen. Er waren aanhoudende berichten over buitengerechtelijke executies door leden van de veiligheidstroepen, gerichte moordpartijen op burgers en ontvoeringen door guerrillatroepen."
|