Bevolking
De bevolking van Ecuador is etnisch divers. Het is moeilijk om de exacte aantallen en omvangen te bepalen, doordat niet alle bewoners zich hebben laten registreren en doordat het Instituto Nacional de Estadística y Censo del Ecuador (Nationaal Instituut voor de Statistiek en Bevolkingstellingen van Ecuador) de neiging heeft om de cijfers te flatteren ten gunste van de mestiezen, die inderdaad de grootste bevolkingsgroep zijn al is het maar de vraag hoe groot. Nog een ander probleem is dat mestiezen zich vaak presenteren als blanken. Geschat wordt dat de mestiezen, mensen van gemengde Spaans-Indiaanse afkomst, meer dan 65% van de bevolking uitmaken. De omvang van de indianen van de Andes wordt hevig betwist. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek houdt het op een kleine 7% van de bevolking, maar volgens belangengroepen maken zij zeker 25% van de bevolking uit. Verder bestaat tussen de 7 en de 10% van de bevolking uit blanke afstammelingen van de Spanjaarden, en er zijn afstammelingen van Afrikaanse slaven die door de Spaanse kolonisten naar Ecuador waren gebracht. In de steden worden ook mensen van Arabische afkomst gevonden, voornamelijk immigranten uit Libanon en hun nazaten.
Oorspronkelijk woonde de bevolking voornamelijk in de centrale hooglanden, maar tegenwoordig wonen er evenveel mensen in de laaglanden aan de kust als in de hooglanden. Een verandering in de agrarische industrie was de belangrijkste oorzaak van de verhuizing naar de kust. In de 20e eeuw vond er ook migratie naar de grote steden plaats. Tegenwoordig woont 55% van de bevolking in steden. Drie procent van de bevolking van Ecuador woont in het Ecuadoraans deel van de Amazonebekken. Dit zijn voornamelijk indianen die in afzondering van de rest van de bevolking op traditionele wijze leven. In de Ecuadoraanse Amazonebekken zijn negen Indianenstammen bekend (te weten de Quichua, Shuar, Achuar, Huaorani, Siona, Secoya, Shiwiar, Záparo en Cofan). Sinds de jaren 70 van de 20e eeuw hebben zich ook Mestiezen in het Amazonebekken gevestigd, als gevolg van de olie-exploitatie. Dit had een snelle groei van de stad Nueva Loja (Lago Agrio) tot gevolg, alsmede een substantiële ontbossing en het uitsterven van de Tetete-indianen.
Het onderwijs is gratis, en verplicht voor kinderen van 6 tot 14 jaar oud. In de praktijk verlaten veel kinderen de school echter al eerder. In de rurale gebieden blijft slechts een derde van de kinderen tot het 12e levensjaar de school bezoeken. Slechts 10% van hen bezoekt vervolgens het middelbare onderwijs. Volgens de grondwet van 1979 moet de overheid 30% van haar inkomsten besteden aan onderwijs. In de praktijk wordt een veel kleiner percentage aan dat doel besteed. Toch voert de overheid programma's uit om het schoolbezoek te verbeteren en om analfabetisme terug te dringen. Het schoolbezoek groeit jaarlijks met 4,4%, hetgeen een snellere groei is dan de bevolkingsgroei. De universiteiten zijn vrij toegankelijk. De academische standaarden zijn in de tweede helft van de 19e eeuw echter ernstig gedaald, door een grote groei van het aantal studenten en doordat politiek haar intrede deed in de universitaire wereld. De overheid werkt nu aan een systeem van nationale accreditatie van de universiteiten.
|